vrijdag 14 augustus 2009

Hondje tekenen

.
Maha, mijn jongste dochteh heeft zo haah eigen weheldbeeld en –beleving. Vaak moeten wij daah bijzondeh om lachen, maah de boze blik die we daavooh tehug khijgen doet ons snel ons gezicht weeh plooien om haah geen levenslang thauma te bezohgen. Maah vooh ons, met onze eigen keek op de weheld ontlokt haah spheken onwillekeuhig steeds een schatehlach. We gaan een boswandeling maken en de meisjes vehzamelen bloemen die ze vinden langs de weg. Ze heeft al vanalles gevonden, waabij vooh haah voohal de kleuhen tellen. Hood heeft ze al. Nu wil ze dolghaag nog een hoze bloem. ‘Een hoze, o, een roze bedoel je!’ Als we haah –vhiendelijk- phobehen te cohhigehen wohdt snel duidelijk dat ze daah niet alleen niet van gediend is, maah ook demonstatief voodoen en oefenen weinig effectief is. Ze haakt eh alleen maah van slag van. Dus gaan we vanmiddag gewoon weeh spelen met haah vhiendinnetje Honja. Bestellen we na een hitje in het heuzenhad een ijsje met aadbeismaak. En drinken daarna een chocomel met een hietje. Soms leidt dit ook tot hilahische tafehelen. Zoals toen ze me vhoeg een hondje vooh haah te tekenen. Toen ik naah mijn beste kunnen iets met vieh poten en een staaht had getekend was de weheld te klein. ‘Nee papa, geen hondje ik zei dat je een h-ondje moest tekenen!’. Probeer dan maar eens je lach in te houden. Inmiddels heet bij ons een hondje daarom een cihkel. Maar soms gaat het nog steeds wel eens mis. Toen ze bijvoorbeeld door haar vla-flip zat te hoehen om de kleuhen mooi te mengen en dan enthousiast uithoept: ‘Kijk papa, een h-ondje!’. Waarop Jade en ik het niet kunnen nalaten te gaan blaffen. ‘Weeeeeh’, de weheld is dan echt te klein voor al haah vehdhiet en boosheid. Sohhy Maha.

Help, we gaan naar een andere school!

.
Nachten, weken, maanden hebben we er wakker van gelegen. Judith en ik. De Grote Overstap. Na ruim 2 jaar Petrus Canisius werd het ons steeds meer duidelijk: van deze school werden wij niet gelukkig. Dus onze kinderen zeker ook niet, toch!? De Vrije School lonkte al langer, maar de twijfels en praktische bezwaren met fietsroute en vriendjes niet in de buurt hielden ons steeds tegen. Maar ineens was Judith om. En ik, ik twijfelde als altijd natuurlijk vrolijk door. Deed mijn onderzoek, wilde mensen bellen die ervaring hadden met de Vrije school maar stelde het bellen ondertussen steeds uit, wilde me nog oriënteren op andere scholen wat er steeds niet van kwam. Maar gelukkig keerde de wal het schip, de deadline naderde, en Judith had de voorlopige inschrijfformulieren al opgestuurd…dus, okay, het wordt de Vrije School! YES!
Maar de grootste hobbel moest nog genomen worden: hoe vertellen we het de kinderen? Jade voelde als de grootste uitdaging. Ik had al eens een balletje opgeworpen tijdens een wandeling in het bos. Ze hoorde m’n verhaal en argumenten en reageerde met een resoluut ‘neen’: ze wilde bij haar vriendjes blijven en vond haar school gewoon leuk.
Met knikkende knietjes bereidden we ons dan ook voor op dit ‘slecht nieuws gesprek’. Of eigenlijk was het natuurlijk een ‘bizonder goed nieuws gesprek’. We besloten het zondag te vertellen, nodigden de kinderen na het ontbijt uit op het kleed in de woonkamer, en staken symbolisch een kaarsje aan. Vervolgens gingen we hier in een kring omheen zitten en hielden elkaars hand vast: ‘meisjes, papa en mama willen jullie even iets vertellen, iets belangrijks, en iets leuks!’. Het Grote Nieuws. En inderdaad, de protesten van Jade kwamen al snel: “ik wil niet naar een andere school, ik wil met m’n vriendjes op school”. Judith en ik bleven rustig, maakten ruimte voor de schrik en legden nogmaals rustig uit waarom wij dit besloten hadden en het beste vonden. En plots, na 1 of 2 minuten was Jade ineens om: “Okay, dat is goed papa”. Ik vroeg nog wat ze bedoelde, wat dan goed was. “Ja, ik ga naar de school die jullie bedoelen”. En met een grote glimlach op haar gezicht maakte ze zich al op voor het spel waar ze weer in wilde verdwijnen, puzzelen, of de kralenplank. “Mogen we nu chocomel en iets lekkers, papa?”. Mara reageerde al helemaal weinig, leek alles wel best te vinden. En ineens zaten Judith en ik daar volledig verbouwereerd, en stroomden bij ons beiden de tranen over onze wangen, terwijl de kinderen al weer druk in de weer waren met hun knuffels en speelgoed. Het was zover. We hadden het de kinderen verteld. En ze lijken het goed op te pakken. Opluchting en blijdschap.
En de dagen daarna ging de euforie voorzichtig door. Jade wilde gelijk die middag al bij de school langs rijden om te kijken. En in de auto op weg naar de open dag een week later scandeerden de kinderen: “Joepie, joepie, we gaan naar een nieuwe school”. De ballonnen hingen aan de schoolpoort, binnen werden verse broodjes gebakken, maakte Mara de mooiste water-aquarel-tekening die we ooit gezien hebben, en klapten en dansten Jade en ik een rekenles mee waar ook ikzelf een lol en plezier beleefde die ik nog nooit heb gekend tijdens het leren van de tafels van 2, 3, 4 en 5. Twee vriendjes van Jade’s huidige klas waren ook een kijkje komen nemen en al bijna overstag gegaan: wat een leuke school! Ons hart jubelt weer, joepie we gaan naar een nieuwe school!
(En blijven nuchter genoeg om te voorzien dat de terugval nog wel zal komen. 2 nachten later wordt Jade al wakker en roept hard dat ze met haar vriendjes wil blijven spelen op het schoolplein… Ook de Grote Overstap telt vele kleine stapjes, vooruit, en achteruit.)

Nachtmerrie

.
“Papa, papa, ik kan niet slapen”. Het is half drie ’s nachts en ik hoop dat ik droom. Maar het handje dat tegen mijn dekens duwt is levensecht. Met slaapogen kijk ik in haar verschrikte gezichtje. “Och meisje toch, heb je naar gedroomd?”. Ik ben al voorbereid op verhalen over spoken, griezels en monsters onder haar bed. Maar met horten en stoten rolt er langzaam een verhaal uit haar mond over een vliegtuig, jawel een vliegtuig die in haar droom zomaar in onze tuin is geland. “Een heel groot geel vliegtuig papa, en die kwam zomaar in onze tuin waar ik aan het spelen was.” Ik bedenk me snel dat dit niet het goede moment is om nu een droomanalyse op haar verhaal uit te voeren en breng haar rustig terug naar haar bed, waar ik haar instop onder de dekens en met een liefdevolle kus achterlaat. Een vliegtuin in de tuin, ik heb van minder wakker gelegen.
Sinds ik kinderen heb ben ik die verhalen over spoken en griezels met meer argwaan gaan bekijken. Ik weet nog dat ik onze oudste ergens toen ze drie was een verhaal van onze volksvertelster Annie voorlas over monsters onder het bed. En werkelijk, zij reageerde totaal verbaasd maar ook zelfs geamuseerd: “Een monster onder mijn bed, wat voor kleur heeft die dan papa?”, en nieuwsgierig tilde ze de dekens op om onder haar bed te kunnen kijken. Misschien is al die monsteronzin onze kinderen wel gewoon aangepraat. Hebben ze zelf nergens last van, maar worden die hersentjes gespoeld door al die kinderboekenschrijvers die er enorm plezier in schijnen te beleven monsters met de meest angstaanjagende namen en vreeswekkende verschijningen te verzinnen. Om mijn meiden ook dit deel van hun ontwikkeling niet te ontnemen heb ik ze de herfstvakantie maar meegenomen naar de bioscoop. Er draaide een film over een spook, een zekere Laban. Als dat ze niet zou laten griezelen… Het werd echter een ontgoocheling. Spookje Laban bleek poeslief, en sterker nog, zijn broertje en zusjes, en zelfs vader en moeder spook, bleken zelf doodsbang in het donker. Het moet niet gekker worden. Nee, bij ons thuis geen lijken in de kast, spinnen onder het bed, of bloedzuigers achter de gordijnen. De grootste griezel in huis blijf voorlopig ikzelf.

Oh wat is papa creatief

.

Het is natuurlijk mijn eer te na om de kinderen geen bijzonder creatieve opvoeding te geven. Papa staat per slot van rekening niet voor niets de hele dag tegen studenten en docenten te orakelen over het belang van creativiteit in ontwikkeling en persoonlijke groei. Dus zet ik ze thuis niet voor Nickleodeon of Jetix. Maar prikkel ik hun fantasie met leuke spelletjes of knutselideeën.

Het Volkskrant-magazine meldde dit weekend dat 9 van de 10 ouders thuis de lege WC-rollen opspaart voor de kinderen. Om leuke creatieve dingen mee te doen. En toevallig was vandaag de grote dag dat ook ik het mandje boordevol rolletjes van de badkamer haalde. ‘Kom meiden, we gaan iets leuks doen’. Als bizonder spontane papa had ik nog geen grootse plannen of originele knutselboeken er op nageslagen. Ik dacht, die creativiteit komt vanzelf. En dus begon papa fanatiek en opgetogen te bouwen met die rolletjes. ‘Kijk eens meiden wat hoog, een heuse toren’. Helaas donderde de boel al snel in elkaar en kon ik opnieuw beginnen. De meiden vonden het wel fascinerend, maar hadden het kunstje ook al snel gezien. Maar papa is voor geen kleintje te vangen. Je kunt de rollen rechtop stapelen, maar je kunt ze ook plat op de grond leggen en zo gaan bouwen. Leuk he. Jade knikt en gunt me een flauwe glimlach. Zelf is ze al driftig in de weer met enkele rolletjes die ze met behulp van wasknijpers aan elkaar knijpt zodat een veel steviger toren ontstaat. Tja. En Mara ontdekt dat je de rolletjes ook in het patroon van een ster op de grond kunt leggen. Of een cirkel. Of een poppetje van rolletjes maken. Goh, niet gek bedacht zeg meiden. Maar Jade is alweer een stap verder. Niet alle rolletjes hebben dezelfde diameter (soms koop je een huismerk, soms een duurder merk nietwaar). En het grappige is dat je de rollen dan in elkaar kunt schuiven. “Kijk papa, zo kun je een knikkerbaan maken!”. Voor ik het weet stapelt ze een paar rolletjes op elkaar en laat daar de in en aan elkaar geschoven rolletjes op steunen zodat een heuse knikkerbaan ontstaat. Enigszins jaloers volg ik haar voorbeeld en maak haar baan nog wat langer. Dat ik dat zelf niet bedacht had. Mara heeft ondertussen haar rollen weer verplaatst en roept plots enthousiast ‘he, dat is ook een letter’. Inderdaad vormen haar rolletjes samen een grote kletter J. En voor ik het weet beginnen de meiden ook de letters a, d en e te vormen. Zucht, ik kan die meiden echt niet bijbenen hoor. Ondertussen heeft Jade een rolletje aan m’n oor gezet en begint er luid in te toeteren. Leuk he papa. Ik geef me over. Ik hoef die meiden echt niets over creativiteit bij te brengen. Waar mijn fantasie al na 5 minuten is uitgeput lijken deze meiden de komende uur nog niet uitgeWCrold. Creativiteit is kinderspel.

Kerststress

.
Vroeger – lees: voor de kinderen er waren - hoorde ik mensen wel eens verzuchten dat december toch zo’n hectische maand was. Eerlijk gezegd wist ik nooit goed wat ze bedoelden; wat pakjes met Sinterklaas, en verder lekker eten met kerst en oliebollen knallen met Oud & Nieuw, dat was toch nog wel te overzien? Maar inmiddels weet ik beter. Ook wij werden dit jaar horendol naarmate de maand december vorderde. Dat een Sinterklaasfeest, inclusief intocht, tekeningen maken, schoentjes zetten, en de pakjesavond zelf zoveel impact zou hebben op de kinderen had ik echt niet vermoed. Al merkte ik tot m’n stomme verbazing dat ook ik wachtend aan de kade op de intocht van de goedheiligman met z’n harem aan pieten een spanning, euforie en blijdschap door m’n aderen voelde stromen die ik –waarschijnlijk sinds m’n kinderjaren- niet meer had gevoeld. Maar enfin, dat was Sinterklaas, maar toen was het dus pas begin december!
Vervolgens drong het kerstgeweld zich al aan ons op. Want Sinterklaas was de deur uit, we hadden goed en wel één keer ademgehaald of de kinderen scandeerden ineens “Kerstboom, kerstboom!” door het huis. Lichtjes, ballen, engeltjes, engelenhaar, en niet te vergeten een piek, alles moest van stal gehaald worden. En o ja, een stal zelf natuurlijk ook. Of niet? Het vreemde is dat we het gevoel hadden gewoon ergens in meegezogen te worden. De maalstroom van december. De macht van de traditie en commercie. En voor je het weet loop je ook je raam te beplakken met kerstmannetjes en engelen, CD’s met kerstliederen uit te zoeken bij de bibliotheek. Je hebt geen keuze, zo lijkt het. Al heb je die natuurlijk wel. Maar het is zo heerlijk om te zien dat de kinderen zo vol zijn van die feesten en meegaan in de magie. Een kerstboom is een feest, die lichtjes in het donker enorm fascinerend en engelen …
Dus we gaan er in mee. Ik gun ze zo graag die bijzondere ervaringen. En er is zoveel te doen. Zo is er de week voor kerst een bijzonder kerst-spel in de kinderboerderij – een must - dat gun je je kinderen natuurlijk van harte. Maar de volgende dag is er ook nog een kerstinzameling op de school van Jade –oude spullen die verscheept zullen worden naar een school in Afrika-. De dag daarop is er dan nog een etentje voor de kinderen ‘s avonds in hun klas (‘of de ouders even een tapas-achtige lekkernij willen klaarmaken’). De ochtend daarna een kerstviering van school in de kerk, vervolgens nog een kerstontbijt op de creche, werkelijk je holt van hot naar her, of moet ik zeggen van stal naar ster.
Maar wat ervaren de kinderen eigenlijk bij al die drukte? Doet het ze wat, heeft het echt betekenis voor hen? Of misschien is een betere vraag, welke betekenis geven wij hen hierin mee? De geboorte van Jezus en het feest van het licht zijn voor ons eerlijk gezegd nooit echt belangrijk geweest. De christelijke traditie, verhalen en rituelen doen ons hart niet wezenlijk sneller kloppen. En toch doet het me ook wat, en wil ik de kinderen hier iets in meegeven. Jade leert op school verschillende kerstliederen en zingt tot mijn verbazing tijdens de kerstmis die we bijwonen bij vele liederen grote stukken mee: “De herder loopt langs de stal, en vraagt zich af waar hij de ster vinden zal”. En zo nog vele regels meer, zonder probleem. Zelfs ‘Stille nacht, heigile nacht’ (verspreking van Jade), ‘Davids zoon, lang verwacht’ zingt ze met volle overgave en een glimmend koppie mee. Maar heeft ze enig benul wat ze zingt? Thuis leggen we de kinderen iets van het kerstverhaal uit, en aan de kersttafel bij opa en oma met de gehele familie zingen we Jezus toe voor het kerstmaal, wat me op luid commentaar van de overige familie-leden komt te staan. Dat is hier duidelijk geen traditie. Dus laten we de kerststress nu niet onnodig nog verder opvoeren. Nu gewoon lekker van het eten genieten. En met de dagen rond Oud en Nieuw maar eens peinzen hoe we het volgend jaar gaan aanpakken.

Scharrelkinderen

.
Gillend staat Jade op het grasveld, één beentje half opgetrokken tegen haar andere been, en haar armen in grote vertwijfeling en angst tegen haar borst gedrukt. “Ik durf niet meer, het is eng! Whaaaaah.” Haar gillen gaat door merg en been, en raakt me op een verwarrende manier. Ik voel haar angst en wil haar helpen, kalmeren, geruststellen. Maar ik voel ook hoe dit drama haar op een absurde manier in haar greep heeft waar er eigenlijk geen enkele aanleiding toe is. Het is een spook in haar hoofd, een zelfgecreëerd monster met een hele alledaagse naam: de naaktslak. Twee dagen gelden kwamen we hier aan in la Comme, het huis van opa Deen prachtig gelegen op een heuvel temidden van de velden en bossen van de Morvan. We hebben ons er enorm op verheugd, wetend welk plezier, genieten en geluk deze plek ons vorig jaar heeft gegeven.
Niet in de laatste plaats omdat het ons de kans geeft een hele maand ons stadse en drukke leven achter ons te laten, en ons wekenlang over te geven aan rust, eenvoud en stilte temidden van prachtige natuur. Direct na aankomst gingen dan ook al gelijk de kleren en schoenen uit en nodigde oma Jade en Mara uit voor een mooie wandeling door de tuin, langs het pad dat opa had gemaaid dwars door het veld vol wilde bloemen naast hun terras. De kinderen vonden het sensationeel en genoten van de bloemenpracht en de vlinders die steeds weer onverwacht opdoken vanuit de struiken. Tot oma hen op een naaktslak wees die op het pad kroop. “Pas op voor je voetjes hoor”. En vervolgens werd de meditatieve stilte bruusk doorbroken door het ijselijk gegil van twee hysterische meiden. En hoe oma ze ook probeerde te sussen en gerust te stellen, het gillen werd enkel harder en scheller. De meiden vielen panisch in onze armen en leken de eerste minuten totaal ontroostbaar. Wat zou er toch rondgaan in die koppies op dergelijke momenten? En hoe vervreemdend is het om die angst en behoefte aan troost te voelen in die kleine kinderlijfjes terwijl toch overduidelijk is dat er niets noemenswaard aan de hand is? Is hiermee hun natuurfobie definitief geboren? Nee, gelukkig, de weken erna lijken de meiden toch langzaam te wennen aan al het gekriebel en gekruip op de grond. Nog zijn ze niet verloren. Zoals een hele generatie kinderen verloren dreigt te gaan, aldus Thomas van Slobbe, een filosoof die Judith enige maanden geleden interviewde voor Onkruid. Hij houdt een pleidooi voor scharrelkinderen die veel contact hebben met de natuur, fietsen door de weilanden, spelen in de bosjes, en wegdromen onder de sterrenhemel. Natuur heeft volgens hem een helende kracht omdat er niet zo’n overdaad aan prikkels zijn, en helpt je bovendien om contact te maken met je leefomgeving en de wereld om je heen. Klinkt mooi he. En knaagt ook aan mijn schuldgevoel sinds we drie jaar geleden bij het zoeken naar een huis uiteindelijk toch voor een echte stadswoning kozen. Omringd door steen en beton. Al is gelukkig de Waal dichtbij en ontsnappen we zo de Ooijpolder in. Maar het blijft behelpen en dus zijn we maar wat blij dat we eens per jaar voor 4 weken kunnen genieten van een prachtig huis middenin de natuur en stilte in Frankrijk. En ben ik stiekem ook wel blij als Jade in de auto terug naar huis zegt het ook wel jammer te vinden weer naar huis te moeten omdat in Frankrijk zoveel mooie bloemen zijn en dieren wonen. Thuis aangekomen besluiten we ons de volgende dag daarom gelijk maar te trakteren op een dagje Ooijpolder en Bizonbaai. De Ooijpolder die voor ons de afgelopen jaren symbool is gaan staan voor rust, stilte en het vrije-genieten-gevoel. En ook de thuisbasis van Struin, de volledig op de natuur gerichte buitenschoolse opvang waar Jade sinds enkele maanden heengaat. “O, kijk pap, kijk wat een mooie vogels”, gilt Mara euforisch. Jazeker, en ook paarden, en ‘bizons’ en schapen en we zien zelfs een haas rennen door het veld. Tevreden gaan we naar huis en om de dag ook maar groen af te sluiten buurten we bij de buurvrouw om onze planten op te halen die ze deze vakantie verzorgd heeft. Jade en Mara helpen de potten terug naar onze tuin te dragen. Tot we ineens opschrikken door een oorverdovend gegil. Jade heeft iets glibberigs gevoeld in haar schoen…..

Nooit-goed-genoeg-papa

.
Inmiddels voor de vierde keer vanavond ontwaar ik Jade’s schaduw aan de bovenkant van het trappengat. Met alle geduld en begrip die ik op kan brengen loop ik naar haar toe en breng haar terug naar bed, me ondertussen verbijtend op de boosheid die door mijn lijf giert. “Wat is er Jade, waarom ben je nog wakker?”. Opnieuw komt er een warrig verhaal over lichtjes en vliegjes en geluiden en dromen over haar slaperige lippen wat ik inmiddels eigenlijk niet meer serieus kan nemen. Of wil nemen. “Ik zal de deur op een iets grotere kier zetten, en nog één keer kijken of er geen vliegjes achter het rolgordijn zitten, maar dan moet je toch echt gaan slapen Jade, ik kom nu niet meer naar boven.” Die laatste woorden zet ik kennelijk net wat te krachtig aan, want onmiddellijk begint ze weer te kermen en zwelt een jammerig huilen aan. Dit is voor mij echter de druppel. Met een stevig “welterusten Jade” neem ik afscheid en laat haar zachtjes huilend achter. Ik loop de trap af en baal. Wat heb ik vanavond een liefde, geduld en begrip gemobiliseerd om er voor haar te zijn nu het naar bed gaan kennelijk spanning oproept en het inslapen moeizaam gaat. En het voelde goed, ik nam steeds weer vredig afscheid van haar en genoot van haar lach en de liefde die ik tussen ons voelde stromen. Dat die avond dan toch zo moet eindigen nu. Omdat mijn geduld toch een einde kent. Ik het simpelweg niet meer op kon brengen.
Menselijk, al te menselijk. En toch knaagt het aan me. Ben ik zo streng voor mezelf? Moet ik zonodig die droompapa zijn, die perfecte wondervader die in alles moet voldoen aan een onmogelijk ideaalbeeld?

Zo heb ik mezelf nooit gezien, maar ik merk wel meer en meer hoe ik een enorme gevoeligheid heb voor hoe het anders zou kunnen en ik het mogelijk anders zou willen in het grootbrengen en opvoeden van onze twee prinsesjes. Speel ik wel genoeg met ze, bied ik ze wel genoeg uitdaging, prikkel ik hun fantasie wel genoeg, zouden we niet wat vaker brood moeten bakken, of taarten, of een eigen groentetuintje met hen moeten beginnen, kippen in de tuin, echte natuurwandelingen maken, vaker poppenkast spelen, kleien, verkleedpartijtjes, schminken, samen muziek maken, liedjes zingen? Zouden we niet af en toe met hen naar klassieke concerten moeten gaan? Of hen eens meenemen naar een kerkdienst? Samen met hen mediteren? Een toneelvoorstelling bezoeken? Het is echt een eindloze lijst van zaken die ik belangrijk vind en mijn kinderen gun in hun opvoeding. Prima natuurlijk. Mooi dat ik daar zo’n uitgesproken ideeën en idealen over heb. Maar ik kan daarin vervolgens natuurlijk alleen maar tekortschieten. Want hoe meer ik me er voor openstel hoe meer ik ontdek dat de wereld boordevol zinvolle leer-en ontwikkelkansen voor mijn kinderen zit. En er ook zoveel is waar ik zelf nog grote blinde vlekken heb.

Zo schijnt een bepaalde aanraking volgens de principes van de Shiatsu drukpunt massage enorm helend te werken als kinderen huilen en verdrietig zijn. Hadden we ons daar niet in moeten verdiepen? Ontspanningsmassages geven voor het slapengaan? Liefst met de juiste etherische olie die de diepe ontspanning bevordert. Ook schijnt ons gewone kraanwater enorm vervuild en ‘doods’ te zijn en zou je het moeten verlevendigen om zijn helende werking en vitaliteit terug te brengen. De granen in ons gewone dagelijkse brood schijnen bijzonder weinig echte voedingswaarde te hebben. Om nog maar te zwijgen over al die suiker die in werkelijk bijna alle producten zit verwerkt. Met wat voor troep voeden wij onze kinderen eigenlijk de hele dag? Er komt geen einde aan deze waslijst van ‘hoe het eigenlijk zou moeten of beter zou zijn’. Net als ik in dit peinzen bijna kopje onder ga hoor ik iets kraken. Zie ik daar toch weer de schaduw van Jade in het trappengat? Ik merk dat ik me er ineens op verheug. Om haar vervolgens met alle liefde en begrip en geduld opnieuw naar bed te kunnen brengen, omdat dat het enige is waar ik haar wel elke dag weer in eindeloze hoeveelheden mee kan voeden. En ik troost mezelf met de gedachte dat dat de allerbelangrijkste voedingsstof is voor een gezonde ontwikkeling. Maar geloof ik het echt? Is dat genoeg, goed genoeg voor mezelf?

Vind je er uit

.
Het is weer eens heel druk, maar ook beregezellig aan de eettafel. En van blijdschap vraag ik mijn beide meiden of ik hun hand mag vasthouden. “Ja hoor”, antwoorden ze opgewekt. “En mag ik hem dan ook altijd blijven vasthouden?”. “Ja hoor”, antwoorden ze even zo opgewekt. En ja, daar zitten we dan met onze handen vast. En we hebben het toetje nog niet helemaal op. Zij hebben beiden een lepel in de hand, maar als ze iets uit hun bakje proberen te scheppen schuift deze weg. “Hé papa, ik kan m’n toetje niet meer eten!”. Dit is leuk. Dit vraagt creativiteit. Kijken hoe die meiden zich hieruit redden. Ai, jammer, het is ze toch gelukt met één hand. “Maar hoe moet ik straks dan m’n tanden poetsen?”, probeer ik ze verder te verleiden in dit spel. “Wij helpen wel papa!”. “Ik doe de bovenkant”, roept de één. “Dan doe ik de onderkant, papa”. “En onze kleren aantrekken, en naar school fietsen, en boterhammen smeren…” ga ik verder. “Dat doen we allemaal samen papa”. Ze gieren van de pret. “Nou, trek mijn trui dan maar even uit, ik heb het warm”, moedig ik de jongste aan. “Huh, maar dat kan helemaal niet papa”. Briljant, wat heerlijk dit spel. Uitvinders worden niet geboren, die moet je kneden. Door je kinderen gewoon flink in de problemen te brengen en te kijken hoe ze zich daar uit redden. Jammer dat het bedtijd is en we onze uitvindersles moeten beëindigen. “Maar…euh..moeten we nu ook altijd in één bed slapen?”. “JAAAAAH!”

zondag 24 augustus 2008

Trots als een papapauw

.

We lopen door Domburg op weg naar het strand. Een kleine optocht met z’n viertjes. En vooral onze twee kleine prinsesjes trekken natuurlijk erg veel bekijks. Ze zien er ook aller beminnelijkst uit. Jade met haar stoere haarband in d’r haar, een flitsend rood shirt en een grappig blauw rokje eronder en twee blote beentjes die vrolijk op en af de stoeprand stappen. Op haar rug haar schildpadrugzakje met daarin haar onafscheidelijke knuffels Nijntje en Bambi. In haar rechterhand sleept ze een schep achter zich aan, in haar linkerhand haar Dora-emmertje met mini-harkje. Naast Jade loopt haar kleine zusje, nog kleiner en daardoor natuurlijk nog schattiger. Helblond koppie, met twee staartjes aan weerszijden. Ook zij draagt een mini-rokje, waaronder haar nijntje-sandaaltjes flinke, nog ietwat ongecoördineerde huppelstapjes zetten. Op haar rug ook een rugzak want ze wil natuurlijk niet onder doen voor haar zus. De rugzak is verder leeg, maar ach. Ook Mara zeult haar schep met zich mee, en het blad sleept over de stenen achter haar aan. En een bekijks dat die twee hebben!
Alle hoofden draaien in onze richting, vrouwen maken hun man attent op deze schattige verschijning en –ach het is zomer- sommigen gaan zowaar een praatje met onze prinsesjes aan. ‘Nha, isst sie nicht suss, die kleine, wie ein Engelchen, och du meine liebe, hallo schatzchen’. En er zijn natuurlijk ook medelanders hier; ‘Och, kijk nou toch, moet je die twee zien lopen daar, wat een schattig stel’. En papa hoort natuurlijk alles, maar loopt onverstoord verder, tovert hooguit een flauwe glimlach op z’n gezicht maar geniet de sterren van de hemel. Wie had dit ooit gedacht, dat ik nog eens zo over straat zou lopen, hoofd van een heus gezin, met inderdaad twee prachtdochters als mijn bloedeigen kroost.
Heimelijk heeft natuurlijk elke vader (en moeder) het liefst dat zijn eigen kinderen herkend worden als de meest lieve en schattige wezentjes op aarde. Zo verging het mij op de crèche waar ik straalde als een trotse pa toen Charissa en later Bas en Astrid vol lof waren over onze Jade en Mara. Jade was zo vrolijk en zong het liefst de hele dag alle liedjes die ze samen geoefend hadden. En Mara was toch o zo gezellig en sociaal en grappig in de groep. Ja ja, míjn Jade en Mara!
Hetzelfde verhaal als er bezoek is, of als ze gaan logeren bij opa en oma. ‘Wat een schatjes zijn die twee van jullie zeg’, als ze van een weekendje weg terug komen klinkt natuurlijk als muziek in de oren. Natuurlijk zijn opa en oma ook de grootste fans van ze, maar toch geloof ik wel dat ze eerlijk zijn, als ze zeggen dat wij toch echt heel erg boffen met die meiden van ons. En de vraag die dan als vanzelf bij je opkomt is natuurlijk of al die andere papa’s en mama’s nou hetzelfde zouden denken en voelen over hún kinderen? Of zouden die vanzelfsprekend ook wel zien dat Jade en Mara toch wel errug leuk zijn?

't Is vreemd hoe dat werkt, dat de kwaliteiten of het gedrag van je kinderen toch ook op jouzelf afstralen. Als ze een standje krijgen of zich misdragen of anderen tot last zijn gebeurt dat natuurlijk. Maar vooral ook als anderen van hen genieten of hen de hemel in prijzen. Alsof dat mijn verdienste zou zijn? Alsof íkzelf grappig of vertederend zou zijn? Alsof ik zelf die guitige staartjes zou dragen. En dan te bedenken dat we die staartjes een half uur geleden luid vloekend en onder woest protest in hun haar hebben gekregen. Ach wat maakt het ook uit. Kom meiden, we gaan nog een ijsje kopen en midden op het pleintje op het bankje zitten om eens goed te kunnen rondkijken. En bekeken te worden natuurlijk…

Zelluf doen

.

In theorie is het allemaal zo prachtig en kan ik er heel enthousiast over worden: geef kinderen vooral veel ruimte om hun eigen keuzes te maken! Luc Stevens, een orthopedagoog met wie ik enkele jaren samenwerkte en een van mijn grote inspiratoren zei het wat deftiger. ‘Ieder mens’, zo stelt hij ‘heeft drie basale motivationele basisbehoeften, namelijk relatie, competentie en autonomie’. In gewoon nederlands, ‘zie mij, geloof dat ik het kan, en laat het mij zelf doen’. Hallelujah, wat klinkt dat mooi he. Maar nu de praktijk.

Jade en Mara zíen lukt nog wel, al wordt mijn geduld meer dan eens op de proef gesteld als Mara met haar 53e tekening aan komt zetten, of Jade wil laten zien welke gekke yoga-beweging ze nu weer op het vloerkleed heeft bedacht. Competentie ofwel geloof in dat de kinderen het kunnen is iets dat Judith en mij een stuk makkelijker lijkt af te gaan. Zo hebben wij de traphekjes-fase gewoon overgeslagen. In het begin mochten ze gewoon niet bij de trap komen. Toen de nieuwsgierigheid groter werd hebben we eerst Jade en later Mara aan de hand op en af de trap geleid. En toen we het eenmaal vertrouwden konden ze hun eigen gang gaan, al bleven we wel op ‘veilige vang’-afstand omdat sokjes soms toch net te glad, of trapleuningen toch net te hoog konden blijken. Maar ‘je kunt het’ hoor je ons met grote regelmaat aanmoedigend tegen de kinderen zeggen. Zogauw de kinderen nu in de stad of op het strand een hoge, lange en uitdagende trap spotten rennen ze er enthousiast op af om ons te ‘showen’ hoe goed ze dat wel niet kunnen, dat traplopen.
Maar het meest worden we op de proef gesteld nu Mara in haar ‘zelluf doen’-fase is beland. En we ons echt niet meer kunnen herinneren dat we het met Jade destijds ook zo zwaar hebben gehad. We horen het Mara zoveel zeggen dat de woorden ‘zelluf doen’ inmiddels alle rode knoppen in ons activeren en we voorbereid zijn op een zoveelste aanvaring en daaropvolgend drama. Want ‘nee, dat kan jij helemáál niet zelf’, zo gaat het door ons hoofd als ze probeert haar schoenen aan te trekken (en wij natuurlijk ook nog haast hebben om naar het strand te gaan!). Of ‘ja, dat kan je misschien wel zelf, maar dat willen wij niet hebben’ als ze hagelslag op haar boterham wil strooien en wij ons nog maar al te goed de ravage van de vorige keer herinneren. Moeten we gewoon wat meer geduld hebben en het Mara gunnen als ze graag met haar eigen driewieler aan de hand terug wil lopen terwijl wij weten dat het dan drie kwartier gaat duren? Moeten we maar op de koop toe nemen dat haar hele gezicht en gloednieuwe jurkje straks onder de bosbessenjam zit als ze zo graag jam op haar boterham wil (en die natuurlijk ook nog zelf wil oppeuzelen)?
Natuurlijk willen we het onze kinderen naar de zin maken, en hen alle kansen geven om zich te ontwikkelen en uitdagingen aan te gaan. Maar als Jade het grote klimrek ontdekt wil Mara natuurlijk ook. Dit klemrek heeft geen trapje, maar zo’n moderne klimmuur waarlangs de kinderen omhoog kunnen klauteren. Ik help Mara om langs de steunpunten omhoog te klimmen, maar ze zet zich vervolgens met alle geweld van haar beentjes van de klimwand af, want, ja hoor, ‘zelluf doen’. Dus zet ik haar weer op de grond en zie hoe ze haar eerste beentje naar de gladde en veel te hoge steun tilt. ‘Zal ik je handje vasthouden Mara?’. ‘NEE, zelluf doen!’. ‘Maar dat kan niet Mara’. En hup daar ligt ze weer krijsend, dreinend en schoppend op de grond.
Misschien is de belangrijkste les hier nog wel het leren omgaan met frustratie. Voor Mara zelf die alles zelluf wil doen en daarin zal ontdekken dat niet alles wat ze wil ook kan. Maar zeker ook voor ons in het leren uithouden met een kind dat met grote regelmaat al haar frustraties er ongegeneerd uit zal blijven gooien. En als Mara iets wel zelluf kan haar ook die kans te geven, al vraagt dat van ons geduld en frustratie omdat tandenpoetsen of trappen lopen of een strikje in het haar nou eenmaal langer duurt als de kinderen het zelluf willen doen.
Maar wie ruimt straks de gemorste tandpasta of hagelslag op….

zondag 13 januari 2008

Uiltje knappen

.

Onze meiden zijn slaapkoppen. En dat zeg ik niet alleen omdat zij (en wij ook!) zich de eerste de beste schooldag van dit nieuwe jaar hebben verslapen. Oeps. Maar ze houden ook gewoon van lekker lang slapen. Al zijn ze nu al 3 en 5 jaar, nog steeds gaan ze met grote gretigheid regelmatig ’s middags naar bed om pas 2 uur later weer heerlijk (of soms chagrijnig) wakker te worden. Van wie zouden ze dat hebben?
Okay, ook ik hou er wel van een gat in de dag te slapen, en even doezelen in de middag ervaar ik als een groots genot. Zijn wij dus een familie van luiwammesen en nietsnutten? Integendeel. En gelukkig krijgen we bijval van de wetenschap. Slapen maakt je namelijk slimmer, zo is sinds kort aangetoond. Wij zijn dus niet lui, maar gewoon aan het leren met onze ogen dicht. Hoe dat werkt is nogal ingewikkeld uit te leggen. Maar het belangrijkste is dat onze hersenen een soort replay-functie blijken te hebben. Terwijl je slaapt wordt alles wat je hebt meegemaakt en geleerd nog eens afgespeeld in je hersenen, alleen dan zeven keer zo snel. En met dit herhalen wordt het steviger in je hersenen verankerd, je weet en onthoudt het daardoor dus beter. Als je niet zou slapen zou je zelfs alles weer snel vergeten zijn. Slapend slim worden dus. Niet dromen, maar leren. Klinkt mooi toch? En ik maar denken dat de schooltijd zo belangrijk is. Zouden we die school niet beter ’s nachts kunnen opengooien, alle tafels en stoelen er uit en bedjes erin? Hebben ze die sommen en topografie een stuk sneller geleerd.

Ook biedt deze wetenschap een superargument om mijn twee meiden voortaan naar bed te krijgen als ze weer eens rekken en zeuren. “Pap, ik wil nog niet naar bed. Eerst nog deze puzzel afmaken, pleeeeaaaase!”. Vanaf nu is het resoluut “Nee! We gaan nu naar bed, want morgen maak je de puzzel veel sneller en makkelijker.” Ik verzin het niet zelf. Je hersenen blijken ’s nachts door te werken aan problemen die ze overdag nog niet opgelost hadden en komen zo al dromend tot een oplossing.

Meer dramatisch geeft deze kennis ook een hele andere kijk op alle nachtelijke ellende die je kado krijgt met kleine kinderen. Nachtelijke voedingen, beertje gevallen, speentje kwijt, in bed geplast, monsters onder het bed, spoken die op het raam kloppen? Het schijnt dat ouders in het eerste jaar van hun baby zo’n 400 tot 750 uur slaap missen. Dat zijn dus 50 tot 100 nachten! Elk uur wakker scheelt al gauw enkele punten intelligentie. Tel uit je verlies; kinderen maken je dus werkelijk dommer. Ben ik nog blij dat ik geen kroost van 10 heb rondlopen. Ik denk dat ik maar gauw weer onder de wol kruip, een uiltje knappen heet dat geloof ik. Uilen zijn namelijk hele intelligente wezens… Welterusten!


(Verschenen als column in de schoolkrant City-kids)

Is er nog hoop in de puin?

.

Wat is toch het geheim? Hoe doet iedereen dat toch? Nee, ik bedoel niet opvoeden, al is dat ook een erg interessante vraag. Maar hoe blijft ieder de chaos van een gezinsleven de baas? Zijn wij de enigen bij wie het water –lees de troep in huis- regelmatig aan de lippen staat? Drie keer per dag ontploft er bij ons thuis een bom. Althans zo doet de aanblik van onze huiskamer dan vermoeden. En ik zeg drie keer omdat we heus wel ons best doen om alles weer op te ruimen. Pyamaatjes weer naar boven, alle schoenen naar de gang, broodkruimels uit de bank, alle stiften en potloden verzamelen in alle uithoeken van de kamer, lego terug in de doos, alle puzzelstukjes weer bij elkaar, halfvolle drinkbekers naar de keuken, rondslingerende knuffels naar de speelhoek enzovoorts. We doen het allemaal, keurig met hulp van de kinderen. Maar 3 uur later zijn we weer terug bij af. Eén grote bende. Daar valt toch niet tegen aan te organiseren? Hebben we vakantie of een paar dagen vrij dan investeren we steeds vol goede moed in een zoveelste reorganisatie van handige opbergkastjes, dozen, ladensysteempjes, met stickers en duidelijke herkenbare etiketten die vermelden wat waar in zit. Maar helaas houdt het vaak nog geen maand, wat zeg ik enkele weken stand. Opnieuw ontploft er een bom. Net als in mijn hoofd overigens. Want ik word er bepaald onrustig van. Zeker als ik ook onze meiden af en toe sterk ADHD-achtig gedrag zie vertonen en vrees dat de oorzaak ligt in onze structuurloze leefomgeving. Al is er structuur zat. Alleen functioneert die niet. Dus inderdaad, hoe doet iedereen dat toch?
Tuurlijk is het best leuk om te lezen dat ook het genie Einstein een bureau had dat oogde als een varkensstal. Eén van zijn professoren die dit ooit aanschouwde merkte toen fijnzinnig op: “Er wordt wel eens gezegd dat een rommelig bureau een weerspiegeling is van een rommelige geest”. Waarop Einstein droogjes schijnt te hebben geantwoord: “Ik ben benieuwd wat een leeg bureau dan weerspiegelt”. Maar af en toe verlang ik zo naar een leeg huis en een lege geest. Juist ook voor de kinderen. Of is dat een illusie met deze professionele rommelmakers. Kun je je iets voorstellen bij een zen-kinderspeelkamer? Vol lege muren en harmonisch geordende stenen, knuffels en bloemen op de vensterbank? En in plaats van ‘Stil nu! Wat rustiger spelen alsjeblieft!’ sla je gewoon op een tibetaans klankschaaltje? Misschien kan het. Maar dan hebben wij nog een lange weg te gaan. Of zou er, heel misschien een middenweg zijn. Zoiets als Zen en de kunst van het rotzooi maken?

maandag 19 november 2007

Na-papa-en

.
“Papa, papa, hij zegt de zon is víerkant en de lucht is groén!”. Jade schatert het uit. Ze heeft sinds kort weer de CD van het Klein Orkest ontdekt waarop Harrie Jekkers vol overgave zingt: “de kat die blaft de hele dag en de hond die zegt miauw”. “Dat is gek, he papa”, schatert ze opnieuw terwijl ze me met ondeugende ogen aankijkt. Ze geniet van dit nummer, de wereld op z’n kop, alles lekker gek, wat fout is, is nu ineens okay. Al zijn er tijdens het meezingen ook passages waar meer twijfel in haar stem doorklinkt: “…klieren is toch niet lief, papa?”. Ik geniet hier enorm van. Een klein mensje dat ontdekt hoe de wereld in elkaar zit, en tegelijkertijd daarmee leert spelen en dingen in twijfel te trekken. Jade is nu viereneenhalf en het is duidelijk dat ze op deze leeftijd enorm veel lol hieraan beleeft. Mara van tweeëneenhalf snapt er nog niks van. Sterker nog, ze schiet met haar hele lijf in het protest als we aan haar waarheden durven te morrelen. Als ik haar lief toespreek met “dag kleine prinses”, reageert ze met een ongekende felheid: ”NEE, bén niet prinses, ben Márá!”. Kennelijk hebben kinderen tot een bepaalde leeftijd vooral behoefte aan duidelijkheid en eenduidigheid in de wereld om hen heen. Zo hebben wij een voorleesboek vol kleuren, vormen, tel-spelletjes en kledingstukken. In het begin was het een hele toer voor de kinderen om te leren en te onthouden wat een cirkel danwel een ovaal was, en de driehoek van het vierkant te onderscheiden. Als ik tijdens het voorlezen dan een keer expres een fout maak raken de kinderen oftewel in de war, oftewel word ik boos gecorrigeerd: “Stom papa, niet cirkel, dat is toch vier hoeken, kijk maar”. Waarbij ik het ook altijd spannend vind of de kinderen dan werkelijk denken dat ik stom ben, of weten dat ik gewoon een grapje maak. Net als de onsterfelijke ome Willem. “Nee, ome Willem, broodje poep is vies. Foei!” Waarna Ome Willem zichzelf natuurlijk een flinke tik voor z’n hoofd geeft. Maar opeens veranderde dat. Opeens, zo rond haar vierde verjaardag zag Jade er de lol van in om groen voor de grap blauw te noemen, en onder boven. De giraf werd dan ineens heel klein, en de mier was enorm groot, haha. Fout wordt ineens goed, en goed wordt ineens fout: leuk, toch!? Of leid ik mijn kinderen zo in een wel heel wankele en onzekere wereld binnen? Vaders moeten toch in alles het goede voorbeeld geven? En als papa in de sloot springt, spring jij dan…? Gelukkig helpt ook hier Harrie Jekkers me uit de nood in de laatste woorden van zijn lied: “Aap niet na, je bent geen papa, je bent geen papa, je bent geen papa….gaai!”


(verschenen als column in de schoolkrant City-kids)

Wonderdokter

.
Een beetje onwennig en bevreemd kijkt Jade ons aan als ze op de behandeltafel gaat liggen en het metalen staafje in haar rechterhand geduwd krijgt. Dokter Jeroen houdt ondertussen een sensor tegen Jade’s tenen die piepjes van verschillende toonhoogte uit het apparaat naast hem tovert. Na een 15 minuten durende sessie van hoge en lage piepjes, tijdens welke Jeroen een soort college houdt over de werking van de hersenen, de samenwerking tussen de organen en de gevolgen van een verstoring in dit bio-fysisch systeem, is daar ineens een diagnose en een verbluffende eindconclusie: Jade heeft een chronisch tekort aan vitamine E. Gevolg is dat ze alle prikkels –overgevoelig als ze is- niet goed kan verwerken en daardoor tekenen van over-spannenheid vertoont. Druk gedrag, af en toe escalerend in boosheid en hysterie. Een dagelijkse dosis van een of ander voedingssup-plement voor de aankomende weken en we zullen onze dochter niet meer terugherkennen, zo verzekert onze wonderdokter.
Totaal overdonderd en tegelijkertijd licht euforisch verlaten we zijn praktijk. Zou het werkelijk zo simpel kunnen zijn? Is de worsteling die we nu al maanden, of is het jaren doormaken met Jade niet meer dan een vitamine-tekort? Alle driftaanvallen, huilbuien, ruzies en scènes, was het allemaal niet meer dan een verstoorde biochemie in dat kleine lijfje van haar? Ja, natuurlijk is het allemaal een kwestie van stofjes en hersenen en een bio-logisch proces. Maar zou dit alles met een beetje extra vitamine totaal kunnen veranderen? Zou Jade van een eigenwijze driftkikker kunnen transformeren tot een lieflijke engel? Alsjeblieft niet!
Maar onze worsteling met haar krijgt nu wel een geheel nieuw perspectief. De dagen na het bezoek aan onze wonderdokter zien we Jade in een totaal ander licht. Het is inderdaad onvoorstelbaar hoe hoog haar energie continu is. Ze begint de dag steevast zeer uitgelaten en vrolijk en stuitert zo letterlijk de hele dag door. Ze wil niks liever dan de hele dag samen spelen, samen dansen, paardje rijden, hutten bouwen, verstoppertje spelen, prins en prinsesje spelen zonder einde. En als wij allang aan een broodnodige pauze toe zijn en uitgeblust op de bank hangen gaat Jade onverstoorbaar door. ‘Kijk eens papa, zullen we even met de trein spelen samen’. Of ‘wil je nog een ballon voor me opblazen’. Natuurlijk kan dat niet goed blijven gaan, en dan komt dat onvermijdelijke moment dat we enorm gaan botsen. Hevige scène. Drama en schreeuw- danwel huiluitbarstingen. En weten we niet beter dan rigoureus op te treden en haar even alleen ergens af te laten koelen.
Dergelijke escalaties zien we gelukkig meer en meer aankomen, want Jade wordt dan onvoorstelbaar dwingend en veeleisend in haar gedrag, Jeroen noemde haar een kleine control-freak. ‘Papa, jij moet nu die puzzel maken’, ‘dat moet je niet zeggen papa’, ‘Mara, je mag nu niet met de bal spelen’. Echt gezellig dus. Maar het arme kind kan er dus gewoon niets aan doen. Ze weet niet anders of beter, en probeert zo te beheersen wat haar eigenlijk te veel aan het worden is en boven het hoofd groeit. Supergevoelig noemde Jeroen haar. Dus dan loopt het vat snel over. En het familie-vat eveneens. Kunnen we niet gelijk beginnen met 3 van die vitamine-pillen per dag?

zondag 28 oktober 2007

Geniet er nog maar van....

.
Vandaag voor mijn werk met de auto naar Helvoirt. Voor ik vertrek pak ik nog even speciaal een CD mee voor onderweg. Maarten van Roozendaal. Eén van mijn favoriete artiesten die ik soms maandenlang vergeet en dan ineens weer herontdek. In de auto zing ik alle nummers uit volle borst mee en ben verbaasd over hoe goed ik de teksten inmiddels ken. Zo ook het nummer Anniek. “Ik had je willen laten lopen, laten fietsen, laten lachen, laten dansen met de kinderen in de kring”. En voor ik er erg in heb schieten mijn ogen vol en biggelen er tranen over mijn wangen. Wat een nummer, wat een tekst, wat een liefde. Mijn papa-hart springt onmiddellijk open en op een of andere manier kan ik geen weerstand bieden tegen de dramatiek in dit nummer. “Kinderwagens, babykleertjes, flesjes, luiers, teddybeertjes”. Maarten bezingt het leven van een meisje dat gestorven is nog voor ze werd geboren. En in een nummer van amper 3 minuten en hooguit 50 regels rijmt hij ontroerend trefzeker de levensloop van een meid die hij helaas nooit heeft mogen leren kennen. “…en dan tot 6 uur buiten spelen, zandbak, vormpjes, zandkastelen, boontjes, spruitjes, Brussels lof, Sesamstraat en dan alsof, je nog uren op kunt blijven, slaperig in je oogjes wrijven”. En onmiddellijk zie ik Jade en Mara in de zandbak zitten. Of hoor ik hun onverzettelijke ‘wil nog niet naar bed’, terwijl hun ogen scheel staan van vermoeidheid. God, wat houd ik van die meiden. Prachtig. Heerlijk. En pijnlijk soms. Terwijl Maarten verder zingt “…en ’s ochtends vroeg weer uit de veren, rekenen en schrijven leren”, realiseer ik me hoe verdomd snel het gaat, dat groter groeien. Jade al naar school, en Mara echt baby-af. De nachtelijke huilbuien en dus onze gebroken nachten zijn nu goddank voorbij. Maar zelfs dat nachtelijk geklungel met melkflesjes en een magnetron die veel te hard piept kan nu al gevoelens van nostalgie bij me oproepen. Of nooit meer met Mara bungelend in de baby-bjorn op mijn buik trots rondstappen door het bos of in de wijk. Dat is allemaal voorbij. Jade begint zelfs al haar eigen boterhammen te smeren! Soms bekruipt me dan dat gevoel van angst dat het allemaal te snel gaat, dat ik er meer bij wil zijn, deze kindertijd intenser wil beleven. Gewoon naast de zandbak gaan zitten en urenlang ongegeneerd en met open hart kijken en genieten. Hoe die kleine handjes dat zand zo heerlijk enthousiast en even onhandig en ongecoördineerd op een schepje scheppen en in bakjes van verschillende grootte proberen te gieten. Om, als alles gevuld is, dat zand net zo enthousiast weer allemaal terug te kiepen en weer helemaal opnieuw te beginnen! Soms, als ik dan weer eens laat uit mijn werk kom en de kinderen al op bed liggen, terwijl ik al voor dag en dauw vertrokken was denk ik dat het wellicht een verloren dag was. Een dag zonder de kinderen. Want deze dag, deze fase van hun leven maak ik nooit meer mee.
Dat was het cliché dat ook wij de eerste maanden en jaren regelmatig te horen kregen van anderen, vooral ooms, tantes en dat soort types: “Geniet er nog maar van, want voor je het weet zijn ze het huis uit”.
En het klopt. De tijd vliegt. Ik zal nooit meer een papa zijn van twee dochters van 4 en 2. Alleen nu, vandaag! Had ik die driftbui willen missen die Mara vanmiddag had toen we haar op bed legden voor haar middagslaapje? Had ik het samen versieren van de paasboom willen missen? Had ik het kuikentjes toveren uit een schoenendoos willen missen? Of het aardappels schillen met z’n drieën in een veel te krappe keuken en Jade die voor het eerst in haar vingers snijdt?
Soms ben ik blij dat Mara in ieder geval nog 2 jaar jonger is dan Jade en we dus nog een keer mogen meebeleven hoe ze leert lopen, haar eerste zinnetjes brabbelt, voor het eerst een fietsje bestijgt, kopje onder durft in het zwembad of mij plompverloren vraagt of ik met haar wil trouwen. Nog één keer die jonge kinderjaren beleven. Want voor je het weet….ben ik opa!

maandag 8 oktober 2007

Takkeverzameling

.

Bij de voordeur van ons huis struikel je er al over, ook de achterdeur is een mooie verzamelplaats, en verder ligt onze schuur er vol mee, de kofferbak van de auto, de fietstassen en verder vind je ze geheid in alle rugzakken, broeken en jaszakken van de kinderen. Waar ik het over heb? Over hun verzameling aan takjes, stokken, stenen, bladeren, eikels, veren, rietjes en wat al niet meer. We kunnen echt geen bos ingaan of de kinderen komen met gevulde handen en jaszakken terug. En het zijn echt de meest simpele takken, stokjes, huis-tuin-en keuken kiezelsteentjes of een half vergaan eikenblad. Maar op een of andere manier wordt het door de kinderen gekoesterd als een kostbaarheid die alle aandacht en voorzichtigheid vraagt. Zo fietsten we onlangs terug naar huis toen een van de steentjes uit de handen van een van de meiden viel. Onmiddellijk hoorde ik een ijselijke gil achterop: `PAP, mijn steentje is gevallen!” Dus op de rem om, tussen de verdwaasde hoofden van het winkelend publiek op zoek te gaan naar die ene bijzondere steen. Vaak heeft dit ook al geleid tot de nodige echtelijke ruzies. “Het hele huis ligt al vol met die rotzooi”, roept mijn partner steevast als de kinderen weer eens een lading in de kofferbak willen gooien. Soms sluiten we een compromis en nemen we de takken toch mee om ze thuis snel in het plantsoentje te dumpen. Maar leer dan onze dochters kennen. “PAP, waar is die ene mooie lange stok nu gebleven die ik gevonden had…?”
Op andere momenten geeft dit aanleiding tot zorgen bij ons; zit hier een neurotische trek achter? Is die tak nu werkelijk zo bijzonder of klampt ze zich om een of andere raadselachtige reden vast aan al die spulletjes en troep?
Laatst viel mijn oog echter op een erg verrassend artikel. Het ging over soorten intelligentie en het kwam er kort op neer dat kinderen op allerlei manieren knap kunnen zijn. Je hebt kinderen die knap zijn in denken, maar je hebt ook kinderen die knap zijn in knutselen, of knap in bewegen, of in muziek. En zo bleek je ook kinderen te hebben die knap zijn in natuur. En die niets liever doen dan……allerhande steentjes, takken, bladeren etcetera verzamelen uit het bos om deze met grote verwondering te onderzoeken. Dus onze dochter is natuurknap? Klinkt zo gek nog niet. En toch blijft de twijfel knagen. Is ze niet gewoon een enorme rotzooi-maker. Rommelknap?


(verschenen als column in de schoolkrant City-kids)

HELP, mijn kind gaat naar school! (vervolg)

.

De overstap van Jade naar de basisschool houdt ons gezinnetje nogal bezig. Onvoorstelbaar hoe zo’n school en de hele gemeenschap die daarmee verbonden is in zo’n korte tijd ineens zo’n centrale rol is gaan spelen in ons leven. Wat-niemand-ons-ooit-verteld-heeft-over-het-hebben-van-kinderen deel 37! Natuurlijk, voor Jade is het een enorme stap, dat vermoedden wíj ook wel. Maar dat dat hele sociale gebeuren eromheen ook zo’n impact op ons zou hebben!
Vanochtend kwam Judith terug van Jade naar school brengen en rapporteerde aan mij tijdens het – uitgestelde- ontbijt:
“Die ouders van Thijmen stortten zich vandaag echt weer op Luna en haar moeder. Ze doen net of het hún kind is, volgens mij spelen die elke dag met elkaar. En mij gunnen ze ondertussen geen enkele blik waardig lijkt het wel. En ik zag dat die moeder van Floris ook een tweede kind heeft, die ik volgens mij wel eens op de crèche bij Mara heb gezien. Misschien zitten ze wel in dezelfde groep daar. Want zij leek ook die mooie Thaise moeder te kennen, en die heeft ook haar tweede kind, Dylan heet die geloof ik bij Mara op de groep. Het leek me nog leuk haar aan te spreken, maar bij het weggaan was ze weer dikke maatjes met die twee papa’s van Thijmen en Luna.”
Ik zit ondertussen watertandend te genieten van al deze nieuwe informatie en probeer mijn sociale kaart van Jade’s klas verder compleet te maken. Als ik Jade ’s middags ophaal kan ik bij terugkomst mijn observaties weer terug rapporteren aan Judith:
“Die vader van Thijmen kwam inderdaad nu in driedelig zwart opdraven, maar ik heb nog wel aardig met hem gekletst. En die moeder van Thijs is inderdaad de partner van Jeroen die bij jou in de oudercommissie zit. Ze kwam Thijs ophalen, en ik hielp haar nog de buggy tillen die trap daar op, toen er vervolgens spontaan een wiel vanaf viel. Ik heb haar verteld dat ze onze oude buggy wel mag hebben. Ze leek me erg sympathiek. En ze was inderdaad lange tijd erg ziek geweest. Op de terugweg wilde ik haar nog wat vragen daarover maar toen reed ze terug met de moeder van Joek, die schijnt ook in ons buurtje te wonen, bij de grote speeltuin. Volgens mij spelen die jongetjes vaak bij elkaar thuis. Met nog zo’n jongetje, die vaak opgehaald wordt door z’n opa, weet je wel, die in die paarse jas, met een baardje, is dat Owen of ….”
Elke dag krijgen we zo weer nieuwe puzzelstukjes in de hand die we gretig verzamelen en aaneenpassen, ons ondertussen afvragend of het beeld dat ontstaat ons ook bevalt. En waar wij in die puzzel passen of willen staan! Want geheel makkelijk en soepel gaat dat nog niet. Had ik die moeder van Bob nu al een keer een hand gegeven, en hoe heette die vader ook al weer? Fietst zij nu met die andere vader naar huis? Zou ze hem leuker vinden of kennen ze elkaar al? Zal ik maar gewoon naar huis lopen of een beetje drentelen en kijken of er nog iemand is met wie ik kan ‘socializen’? Dit is ons dagelijkse ritueel, nu 4 dagen in de week. Waar ons leven zich tot voor twee maanden vooral concentreerde rond ons viertjes met af en toe een leuk uitje of bezoek, voel ik ons nu meer en meer deel worden van een buurt en gemeenschap. Met allerlei verbindingen en relaties die de dag en de week aaneenrijgen. Leuk, maar ook spannend, want we moeten ineens weer een beetje onze plek en positie in dit grotere geheel vinden. ‘Horen we er wel bij?’. ’t Is net of we zelf weer in de brugklas zitten!

zondag 2 september 2007

Oppas of kindermishandeling?

.

Toen we eindelijk ons nieuwe huis gevonden hadden en Mara het nachtelijke spoken ontgroeid leek te zijn durfden we het eindelijk aan: zoeken naar een vaste oppas. We vonden er twee, Marlijn en Marlou, en het beviel zo goed met hen dat we al snel de smaak te pakken kregen. Tot vanavond. Het dilemma waren we al eerder tegengekomen: vertellen we het de kinderen, en met name Jade, of niet? Marlijn kwam namelijk pas om 20 uur, en meestal liggen de kids dan al op bed en merken ze er dus verder eigenlijk niks van. Tenzij ze natuurlijk wakker worden als wij weg zijn en ze plots een oppas aan hun bed krijgen in plaats van mama of papa. Dat was ook al een keer gebeurd, maar had Marlijn verder prima opgevangen. Spannend aan het wel van tevoren vertellen is dat Jade daar vervolgens een klein drama van gaat maken. En ons lekkere avondje in de soep dreigt te lopen.
Deze avond pakte het net ongelukkig uit en ligt Jade nog niet in bed als Marlijn al aanbelt. Ik ben nog bezig haar verhaaltjes voor te lezen, en vertel bij de nachtzoen dat wij zo een paar uurtjes weg zullen gaan en Marlijn beneden zit voor als er iets is. Maar dan moet je Jade heten… “Ik wil niet alleen…”. “Ik vind het eng als jullie…”. De enige strategie die ik weet te bedenken is heel rustig blijven en proberen met warmte en liefde goed afscheid te nemen. Bij Jade kan dat heel nauw komen. “Nog één vlinderkusje papa”. Vooruit, ik speel het spel nog even mee. “En lichtje op de gang moet aan he papa”. “Ja Jade, lichtje blijft aan”. Als ik de deur dichttrek klinkt er echter al onmiddellijk een ijselijk “papa!”. Deur weer open, “Ja, wat is er meisje?”. “Ik moet nog doekje”. Gut, dat is waar ook, en ik pak een doekje uit haar kast. Welterusten, en deur weer dicht. “Papa”. “Ja”, zeg ik ditmaal van achter een gesloten deur. “Ik wil nog drinken”. Zucht. “Drinken staat al op de vensterbank lieverd”. Ondertussen staat Judith met de jas al aan onderaan de trap en is duidelijk geïrriteerd. “Ik ga nu weg hoor, en trap daar nu niet in met haar, kom gewoon mee”. Onmiddellijk begint Jade weer te huilen. “Ze doet het er gewoon om, ze manipuleert je en jij trapt daar nog in ook. Kom gewoon, dat is zo voorbij”. Ik open de deur en zeg Jade dat ze nu toch echt moet gaan slapen. Snikkend slaat ze haar armen om me heen. “Ik ga jullie missen papa. Ik vind jullie zo lief, zo lief”. Dit is echt teveel voor mijn papa-hart. Ik hoor Judith beneden woest de deur dichttrekken, terwijl ik Jade’s hand vasthoud en voel hoe ze niet van plan lijkt die weer los te laten. Snikkend vraagt Jade of ze nog mag zwaaien naar me vanuit haar raam. “Tuurlijk, dan krijg je nog een vlinderkusje door het raam”. Snel grijp ik deze kans met beide handen aan, glip naar beneden en zeg de oppas snel dat het nu goed lijkt te gaan. Buiten start Judith al de motor van de auto. Terwijl ik de voordeur zachtjes dicht trek kijk ik naar boven en stuur een vlinderkusje naar Jade die haar snoet tegen haar raam drukt. Hoor ik haar snikken of ben ik er alleen bang voor? Even weifel ik nog een moment om goed te luisteren of het huilen niet toch weer begint, en dan stap ik in de auto. We zwijgen. Ik in gedachten nog steeds bij het bed van Jade. Kunnen we dit maken? Zijn we niet overhaast vertrokken? Zit Marlijn dadelijk met een totaal overstuur en ontroostbaar meisje? Natuurlijk gaat ze dan bellen, maar het leed is dan al geschied. Ik doorbreek het zwijgen en vertel Judith hoe moeilijk ik dit vind en baal van de manier waarop het nu gaat, ook tussen ons. Zij kat terug dat ze evenzo baalt van mij en ik me veel te veel laat inpakken door Jade. “En dat weet ze, en zo gebruikt ze je gewoon”. Lekker, we hebben weer ruzie. Ons avondje uit is begonnen.
.

De kindvriendelijke kroeg

.

Vandaag was Bauke op bezoek. Toen Jade dat hoorde reageerde ze meteen “Is dat die hele lange dunne? En die ook zo haar heeft als Mara?” Ja, Bauke is dun en inderdaad bijna kaal. Maar het was gezellig, al zag ie de kinderen ook van hun hele drukke kant. Toen Jade en Mara eindelijk in bed lagen en we genoten van de weelderige rust vroeg ik Bauke welke indruk het op hem had gemaakt om bijna een hele dag zo intens in ons gezinsleven te duiken. Tja, hij was toch ook wel geschrokken. Vooral in de kroeg toen we, nadat Judith hem had gepusht om zijn biertje toch vooral wat sneller leeg te drinken, na krap een uur alweer buiten stonden. Ja, ons leven is echt anders geworden.
Door zo’n dag lang met Bauke op te trekken en de verhalen over zijn leven en zijn, nu bijna acht maanden nieuwe relatie te horen realiseer ik me weer sterker hoe de kinderen ons leven hebben veranderd. Drastisch! Neem het avondeten. Uitgebreid dineren is er niet meer bij. We hebben vandaag hooguit een uur aan tafel gezeten, en zijn in die tijd vooral druk met zorgen dat de kinderen in ieder geval iets fatsoenlijks binnen krijgen, ondertussen druk met doekjes en slabben in de weer om de kliederboel zoveel mogelijk te beperken. Ik ben er al helemaal aan gewend. En kan er eigenlijk nog wel van genieten ook! Toch is het vreemd om me vandaag met Bauke weer te realiseren dat het ook heel anders is geweest en ook nog had kunnen zijn. Het tijdperk in mijn leven vóór die twee meiden alles bij ons op z’n kop zetten.
Wat er vooral veranderd is, is mijn beleving van tijd. Vroeger (hoor mij nou!) was ik echt baas over mijn eigen tijd. Ik sliep wanneer en hoe lang ik wilde. Ik ontbeet wanneer het uitkwam. Avondeten om 18 uur, maar als het zo uit kwam net zo makkelijk om 21 uur of helemaal niet. Nu dicteren die twee lachebekjes, of moet ik zeggen monsters mijn dagindeling. En als het me lukt ze toch nog mee een kroeg in te lokken jagen ze me er binnen een uur alweer uit. Of ik moet de woedende gezichten van de overige kroegbezoekers trotseren als Jade en Mara luid joelend de stoelen op en af klauteren en onder de tafels door kruipen waarbij ze soms ons been en soms ook een been van een vreemde blijken beet te hebben…
Ach ja, tijd. Met kinderen merk ik ineens dat er tijd in overvloed is, want de kinderen leren me dat elk moment even geschikt is om te spelen en intens te genieten van deze wondere wereld. En tegelijker-tijd lijkt die tijd ineens ook niet meer van mij, maar van de kinderen. Zij amuseren zich een ongeluk –soms letterlijk- bij de schommel en zandbak, maar wil ik daar óók zijn en mijn tijd verdoen? Als we naar de kroeg gaan maken de kinderen daar net zo makkelijk een speeltuin van. Maar kan ik net zo makkelijk in de speeltuin het kroeggevoel oproepen? En wat is dat kroeggevoel dan, want zo vaak en zo graag zit ik daar toch ook weer niet? Het is meer een gevoel van tijdloosheid die ik daar kan ervaren, zorgeloosheid, even buiten alle verantwoordelijk-heden van het leven je onderdompelen in een roes vol hoop, verlangen, melancholie of vervoering. Het leven met kinderen is ook zo serieus. Als ik een keer m’n dag niet heb en strontsjagrijnig ben is het hele gezin de klos! En voel ik me natuurlijk schuldig. Dus ga ik niet een dag lang mokken in bed met de dekens over m’n hoofd, maar probeer er het beste van te maken. Doe niet langer de hele dag waar ík zin in heb, maar probeer het vier mensen naar hun zin te maken. Gelukkig gloort er hoop: de kindervriendelijke kroeg lijkt in opmars…
.

zaterdag 1 september 2007

Help, mijn kind gaat naar school!

.

Het is zover, Jade is bijna 4 jaar en het grote moment is daar dat ook onze kleine prinses de overstap gaat maken naar de ‘grote’ school. En tot mijn eigen grote verbazing zet dit al wekenlang míjn leven op z’n kop. Jade zelf niet, die lijkt zich er simpelweg vooral op te verheugen. Bij ons eerste bezoekje aan haar klas, bij juf Maaike kreeg Jade van haar een kaart met daarop een afbeelding van Dikkie-Dik in grote laarzen en op de achterkant de gegevens van de dag en tijd waarop ze voor het eerst verwacht wordt op school. Met glimmende ogen nam ze de kaart in ontvangst om deze vervolgens de afgelopen twee weken niet meer los te laten. Overal nam ze de kaart mee, zette ‘m in de vensterbak als ze ging spelen, of naast haar bed als ze ging slapen. Aandoenlijk! (En zou zo’n juf zich dat realiseren?)
Wat de stap naar de grote school bij mij oproept is mijn hele eigen geschiedenis met school. Natuurlijk ook nog omdat het mijn vak is, leraar zijn en zelfs leraren trainen en opleiden voor hun taak met die kleine prinsesjes. Nu het m’n bloedeigen allerkostbaarste schatten aangaat kijk ik toch echt heel anders naar al die meesters en juffen! En ik mijmer terug naar mijn eigen lagere school tijd. Hoe ik in slaap viel tijdens het kerstontbijt op school. Of als een topsporter thuis de topografie van Drenthe zat te oefenen. Genoot van de weekafsluitingen waar afwisselend een klas toneelstukjes opvoerde en Toppop imiteerde. Al die hoogtepunten die ik mijn meisjes ook zo gun. Maar ook pijn en angst om de zaken die ik gemist heb. Hoe ik nu soms jaloers kan zijn op al die kleuren en creativiteit op de Vrije school. Of een kennismaking heb gemist met de verhaaltradities uit de wereld, de huiverende schoonheid van muziek, of het doen van een levensecht project in je eigen wijk of stad. En ik merk dat mijn hart dan helemaal open gaat. Voor wat er met mijn lieve Jade staat te gebeuren. En ook voor wat er met mij staat te gebeuren. Aan wie vertrouw ik haar toe? Hoe zal het haar vergaan? Krijgt ze daar wel het aanbod en de uitdaging die ik haar zo graag zou gunnen? Hebben haar juffen de ‘diepte’ en ‘het Grote Hart’ waarvan ik vind dat Jade het verdient? Zijn deze juffen en meesters hun vak wel echt ‘meester’?
En tegelijkertijd voorvoel ik hoe deze stap ook het contact tussen óns zal beïnvloeden? Ze stapt nu echt de grote mensenwereld binnen. En het voelt toch alsof ik haar zo een beetje kwijtraak. Los moet laten. Dat merk ik al als we haar de eerste schooldagen ophalen van school en verwachtingsvol vragen hoe het geweest is. Meer dan een neutraal ‘leuk’ weten we haar niet te ontlokken. En de vraag ‘wat hebben jullie vandaag gedaan?’, beantwoordt ze steevast met ‘Weet niet’. Dit is het begin. Jade krijgt nu haar eigen wereld los van ons. En deze sentimentele papa moet daar nog wel heel erg aan wennen….
.