zondag 28 oktober 2007

Geniet er nog maar van....

.
Vandaag voor mijn werk met de auto naar Helvoirt. Voor ik vertrek pak ik nog even speciaal een CD mee voor onderweg. Maarten van Roozendaal. Eén van mijn favoriete artiesten die ik soms maandenlang vergeet en dan ineens weer herontdek. In de auto zing ik alle nummers uit volle borst mee en ben verbaasd over hoe goed ik de teksten inmiddels ken. Zo ook het nummer Anniek. “Ik had je willen laten lopen, laten fietsen, laten lachen, laten dansen met de kinderen in de kring”. En voor ik er erg in heb schieten mijn ogen vol en biggelen er tranen over mijn wangen. Wat een nummer, wat een tekst, wat een liefde. Mijn papa-hart springt onmiddellijk open en op een of andere manier kan ik geen weerstand bieden tegen de dramatiek in dit nummer. “Kinderwagens, babykleertjes, flesjes, luiers, teddybeertjes”. Maarten bezingt het leven van een meisje dat gestorven is nog voor ze werd geboren. En in een nummer van amper 3 minuten en hooguit 50 regels rijmt hij ontroerend trefzeker de levensloop van een meid die hij helaas nooit heeft mogen leren kennen. “…en dan tot 6 uur buiten spelen, zandbak, vormpjes, zandkastelen, boontjes, spruitjes, Brussels lof, Sesamstraat en dan alsof, je nog uren op kunt blijven, slaperig in je oogjes wrijven”. En onmiddellijk zie ik Jade en Mara in de zandbak zitten. Of hoor ik hun onverzettelijke ‘wil nog niet naar bed’, terwijl hun ogen scheel staan van vermoeidheid. God, wat houd ik van die meiden. Prachtig. Heerlijk. En pijnlijk soms. Terwijl Maarten verder zingt “…en ’s ochtends vroeg weer uit de veren, rekenen en schrijven leren”, realiseer ik me hoe verdomd snel het gaat, dat groter groeien. Jade al naar school, en Mara echt baby-af. De nachtelijke huilbuien en dus onze gebroken nachten zijn nu goddank voorbij. Maar zelfs dat nachtelijk geklungel met melkflesjes en een magnetron die veel te hard piept kan nu al gevoelens van nostalgie bij me oproepen. Of nooit meer met Mara bungelend in de baby-bjorn op mijn buik trots rondstappen door het bos of in de wijk. Dat is allemaal voorbij. Jade begint zelfs al haar eigen boterhammen te smeren! Soms bekruipt me dan dat gevoel van angst dat het allemaal te snel gaat, dat ik er meer bij wil zijn, deze kindertijd intenser wil beleven. Gewoon naast de zandbak gaan zitten en urenlang ongegeneerd en met open hart kijken en genieten. Hoe die kleine handjes dat zand zo heerlijk enthousiast en even onhandig en ongecoördineerd op een schepje scheppen en in bakjes van verschillende grootte proberen te gieten. Om, als alles gevuld is, dat zand net zo enthousiast weer allemaal terug te kiepen en weer helemaal opnieuw te beginnen! Soms, als ik dan weer eens laat uit mijn werk kom en de kinderen al op bed liggen, terwijl ik al voor dag en dauw vertrokken was denk ik dat het wellicht een verloren dag was. Een dag zonder de kinderen. Want deze dag, deze fase van hun leven maak ik nooit meer mee.
Dat was het cliché dat ook wij de eerste maanden en jaren regelmatig te horen kregen van anderen, vooral ooms, tantes en dat soort types: “Geniet er nog maar van, want voor je het weet zijn ze het huis uit”.
En het klopt. De tijd vliegt. Ik zal nooit meer een papa zijn van twee dochters van 4 en 2. Alleen nu, vandaag! Had ik die driftbui willen missen die Mara vanmiddag had toen we haar op bed legden voor haar middagslaapje? Had ik het samen versieren van de paasboom willen missen? Had ik het kuikentjes toveren uit een schoenendoos willen missen? Of het aardappels schillen met z’n drieën in een veel te krappe keuken en Jade die voor het eerst in haar vingers snijdt?
Soms ben ik blij dat Mara in ieder geval nog 2 jaar jonger is dan Jade en we dus nog een keer mogen meebeleven hoe ze leert lopen, haar eerste zinnetjes brabbelt, voor het eerst een fietsje bestijgt, kopje onder durft in het zwembad of mij plompverloren vraagt of ik met haar wil trouwen. Nog één keer die jonge kinderjaren beleven. Want voor je het weet….ben ik opa!

maandag 8 oktober 2007

Takkeverzameling

.

Bij de voordeur van ons huis struikel je er al over, ook de achterdeur is een mooie verzamelplaats, en verder ligt onze schuur er vol mee, de kofferbak van de auto, de fietstassen en verder vind je ze geheid in alle rugzakken, broeken en jaszakken van de kinderen. Waar ik het over heb? Over hun verzameling aan takjes, stokken, stenen, bladeren, eikels, veren, rietjes en wat al niet meer. We kunnen echt geen bos ingaan of de kinderen komen met gevulde handen en jaszakken terug. En het zijn echt de meest simpele takken, stokjes, huis-tuin-en keuken kiezelsteentjes of een half vergaan eikenblad. Maar op een of andere manier wordt het door de kinderen gekoesterd als een kostbaarheid die alle aandacht en voorzichtigheid vraagt. Zo fietsten we onlangs terug naar huis toen een van de steentjes uit de handen van een van de meiden viel. Onmiddellijk hoorde ik een ijselijke gil achterop: `PAP, mijn steentje is gevallen!” Dus op de rem om, tussen de verdwaasde hoofden van het winkelend publiek op zoek te gaan naar die ene bijzondere steen. Vaak heeft dit ook al geleid tot de nodige echtelijke ruzies. “Het hele huis ligt al vol met die rotzooi”, roept mijn partner steevast als de kinderen weer eens een lading in de kofferbak willen gooien. Soms sluiten we een compromis en nemen we de takken toch mee om ze thuis snel in het plantsoentje te dumpen. Maar leer dan onze dochters kennen. “PAP, waar is die ene mooie lange stok nu gebleven die ik gevonden had…?”
Op andere momenten geeft dit aanleiding tot zorgen bij ons; zit hier een neurotische trek achter? Is die tak nu werkelijk zo bijzonder of klampt ze zich om een of andere raadselachtige reden vast aan al die spulletjes en troep?
Laatst viel mijn oog echter op een erg verrassend artikel. Het ging over soorten intelligentie en het kwam er kort op neer dat kinderen op allerlei manieren knap kunnen zijn. Je hebt kinderen die knap zijn in denken, maar je hebt ook kinderen die knap zijn in knutselen, of knap in bewegen, of in muziek. En zo bleek je ook kinderen te hebben die knap zijn in natuur. En die niets liever doen dan……allerhande steentjes, takken, bladeren etcetera verzamelen uit het bos om deze met grote verwondering te onderzoeken. Dus onze dochter is natuurknap? Klinkt zo gek nog niet. En toch blijft de twijfel knagen. Is ze niet gewoon een enorme rotzooi-maker. Rommelknap?


(verschenen als column in de schoolkrant City-kids)

HELP, mijn kind gaat naar school! (vervolg)

.

De overstap van Jade naar de basisschool houdt ons gezinnetje nogal bezig. Onvoorstelbaar hoe zo’n school en de hele gemeenschap die daarmee verbonden is in zo’n korte tijd ineens zo’n centrale rol is gaan spelen in ons leven. Wat-niemand-ons-ooit-verteld-heeft-over-het-hebben-van-kinderen deel 37! Natuurlijk, voor Jade is het een enorme stap, dat vermoedden wíj ook wel. Maar dat dat hele sociale gebeuren eromheen ook zo’n impact op ons zou hebben!
Vanochtend kwam Judith terug van Jade naar school brengen en rapporteerde aan mij tijdens het – uitgestelde- ontbijt:
“Die ouders van Thijmen stortten zich vandaag echt weer op Luna en haar moeder. Ze doen net of het hún kind is, volgens mij spelen die elke dag met elkaar. En mij gunnen ze ondertussen geen enkele blik waardig lijkt het wel. En ik zag dat die moeder van Floris ook een tweede kind heeft, die ik volgens mij wel eens op de crèche bij Mara heb gezien. Misschien zitten ze wel in dezelfde groep daar. Want zij leek ook die mooie Thaise moeder te kennen, en die heeft ook haar tweede kind, Dylan heet die geloof ik bij Mara op de groep. Het leek me nog leuk haar aan te spreken, maar bij het weggaan was ze weer dikke maatjes met die twee papa’s van Thijmen en Luna.”
Ik zit ondertussen watertandend te genieten van al deze nieuwe informatie en probeer mijn sociale kaart van Jade’s klas verder compleet te maken. Als ik Jade ’s middags ophaal kan ik bij terugkomst mijn observaties weer terug rapporteren aan Judith:
“Die vader van Thijmen kwam inderdaad nu in driedelig zwart opdraven, maar ik heb nog wel aardig met hem gekletst. En die moeder van Thijs is inderdaad de partner van Jeroen die bij jou in de oudercommissie zit. Ze kwam Thijs ophalen, en ik hielp haar nog de buggy tillen die trap daar op, toen er vervolgens spontaan een wiel vanaf viel. Ik heb haar verteld dat ze onze oude buggy wel mag hebben. Ze leek me erg sympathiek. En ze was inderdaad lange tijd erg ziek geweest. Op de terugweg wilde ik haar nog wat vragen daarover maar toen reed ze terug met de moeder van Joek, die schijnt ook in ons buurtje te wonen, bij de grote speeltuin. Volgens mij spelen die jongetjes vaak bij elkaar thuis. Met nog zo’n jongetje, die vaak opgehaald wordt door z’n opa, weet je wel, die in die paarse jas, met een baardje, is dat Owen of ….”
Elke dag krijgen we zo weer nieuwe puzzelstukjes in de hand die we gretig verzamelen en aaneenpassen, ons ondertussen afvragend of het beeld dat ontstaat ons ook bevalt. En waar wij in die puzzel passen of willen staan! Want geheel makkelijk en soepel gaat dat nog niet. Had ik die moeder van Bob nu al een keer een hand gegeven, en hoe heette die vader ook al weer? Fietst zij nu met die andere vader naar huis? Zou ze hem leuker vinden of kennen ze elkaar al? Zal ik maar gewoon naar huis lopen of een beetje drentelen en kijken of er nog iemand is met wie ik kan ‘socializen’? Dit is ons dagelijkse ritueel, nu 4 dagen in de week. Waar ons leven zich tot voor twee maanden vooral concentreerde rond ons viertjes met af en toe een leuk uitje of bezoek, voel ik ons nu meer en meer deel worden van een buurt en gemeenschap. Met allerlei verbindingen en relaties die de dag en de week aaneenrijgen. Leuk, maar ook spannend, want we moeten ineens weer een beetje onze plek en positie in dit grotere geheel vinden. ‘Horen we er wel bij?’. ’t Is net of we zelf weer in de brugklas zitten!