vrijdag 14 augustus 2009

Hondje tekenen

.
Maha, mijn jongste dochteh heeft zo haah eigen weheldbeeld en –beleving. Vaak moeten wij daah bijzondeh om lachen, maah de boze blik die we daavooh tehug khijgen doet ons snel ons gezicht weeh plooien om haah geen levenslang thauma te bezohgen. Maah vooh ons, met onze eigen keek op de weheld ontlokt haah spheken onwillekeuhig steeds een schatehlach. We gaan een boswandeling maken en de meisjes vehzamelen bloemen die ze vinden langs de weg. Ze heeft al vanalles gevonden, waabij vooh haah voohal de kleuhen tellen. Hood heeft ze al. Nu wil ze dolghaag nog een hoze bloem. ‘Een hoze, o, een roze bedoel je!’ Als we haah –vhiendelijk- phobehen te cohhigehen wohdt snel duidelijk dat ze daah niet alleen niet van gediend is, maah ook demonstatief voodoen en oefenen weinig effectief is. Ze haakt eh alleen maah van slag van. Dus gaan we vanmiddag gewoon weeh spelen met haah vhiendinnetje Honja. Bestellen we na een hitje in het heuzenhad een ijsje met aadbeismaak. En drinken daarna een chocomel met een hietje. Soms leidt dit ook tot hilahische tafehelen. Zoals toen ze me vhoeg een hondje vooh haah te tekenen. Toen ik naah mijn beste kunnen iets met vieh poten en een staaht had getekend was de weheld te klein. ‘Nee papa, geen hondje ik zei dat je een h-ondje moest tekenen!’. Probeer dan maar eens je lach in te houden. Inmiddels heet bij ons een hondje daarom een cihkel. Maar soms gaat het nog steeds wel eens mis. Toen ze bijvoorbeeld door haar vla-flip zat te hoehen om de kleuhen mooi te mengen en dan enthousiast uithoept: ‘Kijk papa, een h-ondje!’. Waarop Jade en ik het niet kunnen nalaten te gaan blaffen. ‘Weeeeeh’, de weheld is dan echt te klein voor al haah vehdhiet en boosheid. Sohhy Maha.

Help, we gaan naar een andere school!

.
Nachten, weken, maanden hebben we er wakker van gelegen. Judith en ik. De Grote Overstap. Na ruim 2 jaar Petrus Canisius werd het ons steeds meer duidelijk: van deze school werden wij niet gelukkig. Dus onze kinderen zeker ook niet, toch!? De Vrije School lonkte al langer, maar de twijfels en praktische bezwaren met fietsroute en vriendjes niet in de buurt hielden ons steeds tegen. Maar ineens was Judith om. En ik, ik twijfelde als altijd natuurlijk vrolijk door. Deed mijn onderzoek, wilde mensen bellen die ervaring hadden met de Vrije school maar stelde het bellen ondertussen steeds uit, wilde me nog oriënteren op andere scholen wat er steeds niet van kwam. Maar gelukkig keerde de wal het schip, de deadline naderde, en Judith had de voorlopige inschrijfformulieren al opgestuurd…dus, okay, het wordt de Vrije School! YES!
Maar de grootste hobbel moest nog genomen worden: hoe vertellen we het de kinderen? Jade voelde als de grootste uitdaging. Ik had al eens een balletje opgeworpen tijdens een wandeling in het bos. Ze hoorde m’n verhaal en argumenten en reageerde met een resoluut ‘neen’: ze wilde bij haar vriendjes blijven en vond haar school gewoon leuk.
Met knikkende knietjes bereidden we ons dan ook voor op dit ‘slecht nieuws gesprek’. Of eigenlijk was het natuurlijk een ‘bizonder goed nieuws gesprek’. We besloten het zondag te vertellen, nodigden de kinderen na het ontbijt uit op het kleed in de woonkamer, en staken symbolisch een kaarsje aan. Vervolgens gingen we hier in een kring omheen zitten en hielden elkaars hand vast: ‘meisjes, papa en mama willen jullie even iets vertellen, iets belangrijks, en iets leuks!’. Het Grote Nieuws. En inderdaad, de protesten van Jade kwamen al snel: “ik wil niet naar een andere school, ik wil met m’n vriendjes op school”. Judith en ik bleven rustig, maakten ruimte voor de schrik en legden nogmaals rustig uit waarom wij dit besloten hadden en het beste vonden. En plots, na 1 of 2 minuten was Jade ineens om: “Okay, dat is goed papa”. Ik vroeg nog wat ze bedoelde, wat dan goed was. “Ja, ik ga naar de school die jullie bedoelen”. En met een grote glimlach op haar gezicht maakte ze zich al op voor het spel waar ze weer in wilde verdwijnen, puzzelen, of de kralenplank. “Mogen we nu chocomel en iets lekkers, papa?”. Mara reageerde al helemaal weinig, leek alles wel best te vinden. En ineens zaten Judith en ik daar volledig verbouwereerd, en stroomden bij ons beiden de tranen over onze wangen, terwijl de kinderen al weer druk in de weer waren met hun knuffels en speelgoed. Het was zover. We hadden het de kinderen verteld. En ze lijken het goed op te pakken. Opluchting en blijdschap.
En de dagen daarna ging de euforie voorzichtig door. Jade wilde gelijk die middag al bij de school langs rijden om te kijken. En in de auto op weg naar de open dag een week later scandeerden de kinderen: “Joepie, joepie, we gaan naar een nieuwe school”. De ballonnen hingen aan de schoolpoort, binnen werden verse broodjes gebakken, maakte Mara de mooiste water-aquarel-tekening die we ooit gezien hebben, en klapten en dansten Jade en ik een rekenles mee waar ook ikzelf een lol en plezier beleefde die ik nog nooit heb gekend tijdens het leren van de tafels van 2, 3, 4 en 5. Twee vriendjes van Jade’s huidige klas waren ook een kijkje komen nemen en al bijna overstag gegaan: wat een leuke school! Ons hart jubelt weer, joepie we gaan naar een nieuwe school!
(En blijven nuchter genoeg om te voorzien dat de terugval nog wel zal komen. 2 nachten later wordt Jade al wakker en roept hard dat ze met haar vriendjes wil blijven spelen op het schoolplein… Ook de Grote Overstap telt vele kleine stapjes, vooruit, en achteruit.)

Nachtmerrie

.
“Papa, papa, ik kan niet slapen”. Het is half drie ’s nachts en ik hoop dat ik droom. Maar het handje dat tegen mijn dekens duwt is levensecht. Met slaapogen kijk ik in haar verschrikte gezichtje. “Och meisje toch, heb je naar gedroomd?”. Ik ben al voorbereid op verhalen over spoken, griezels en monsters onder haar bed. Maar met horten en stoten rolt er langzaam een verhaal uit haar mond over een vliegtuig, jawel een vliegtuig die in haar droom zomaar in onze tuin is geland. “Een heel groot geel vliegtuig papa, en die kwam zomaar in onze tuin waar ik aan het spelen was.” Ik bedenk me snel dat dit niet het goede moment is om nu een droomanalyse op haar verhaal uit te voeren en breng haar rustig terug naar haar bed, waar ik haar instop onder de dekens en met een liefdevolle kus achterlaat. Een vliegtuin in de tuin, ik heb van minder wakker gelegen.
Sinds ik kinderen heb ben ik die verhalen over spoken en griezels met meer argwaan gaan bekijken. Ik weet nog dat ik onze oudste ergens toen ze drie was een verhaal van onze volksvertelster Annie voorlas over monsters onder het bed. En werkelijk, zij reageerde totaal verbaasd maar ook zelfs geamuseerd: “Een monster onder mijn bed, wat voor kleur heeft die dan papa?”, en nieuwsgierig tilde ze de dekens op om onder haar bed te kunnen kijken. Misschien is al die monsteronzin onze kinderen wel gewoon aangepraat. Hebben ze zelf nergens last van, maar worden die hersentjes gespoeld door al die kinderboekenschrijvers die er enorm plezier in schijnen te beleven monsters met de meest angstaanjagende namen en vreeswekkende verschijningen te verzinnen. Om mijn meiden ook dit deel van hun ontwikkeling niet te ontnemen heb ik ze de herfstvakantie maar meegenomen naar de bioscoop. Er draaide een film over een spook, een zekere Laban. Als dat ze niet zou laten griezelen… Het werd echter een ontgoocheling. Spookje Laban bleek poeslief, en sterker nog, zijn broertje en zusjes, en zelfs vader en moeder spook, bleken zelf doodsbang in het donker. Het moet niet gekker worden. Nee, bij ons thuis geen lijken in de kast, spinnen onder het bed, of bloedzuigers achter de gordijnen. De grootste griezel in huis blijf voorlopig ikzelf.

Oh wat is papa creatief

.

Het is natuurlijk mijn eer te na om de kinderen geen bijzonder creatieve opvoeding te geven. Papa staat per slot van rekening niet voor niets de hele dag tegen studenten en docenten te orakelen over het belang van creativiteit in ontwikkeling en persoonlijke groei. Dus zet ik ze thuis niet voor Nickleodeon of Jetix. Maar prikkel ik hun fantasie met leuke spelletjes of knutselideeën.

Het Volkskrant-magazine meldde dit weekend dat 9 van de 10 ouders thuis de lege WC-rollen opspaart voor de kinderen. Om leuke creatieve dingen mee te doen. En toevallig was vandaag de grote dag dat ook ik het mandje boordevol rolletjes van de badkamer haalde. ‘Kom meiden, we gaan iets leuks doen’. Als bizonder spontane papa had ik nog geen grootse plannen of originele knutselboeken er op nageslagen. Ik dacht, die creativiteit komt vanzelf. En dus begon papa fanatiek en opgetogen te bouwen met die rolletjes. ‘Kijk eens meiden wat hoog, een heuse toren’. Helaas donderde de boel al snel in elkaar en kon ik opnieuw beginnen. De meiden vonden het wel fascinerend, maar hadden het kunstje ook al snel gezien. Maar papa is voor geen kleintje te vangen. Je kunt de rollen rechtop stapelen, maar je kunt ze ook plat op de grond leggen en zo gaan bouwen. Leuk he. Jade knikt en gunt me een flauwe glimlach. Zelf is ze al driftig in de weer met enkele rolletjes die ze met behulp van wasknijpers aan elkaar knijpt zodat een veel steviger toren ontstaat. Tja. En Mara ontdekt dat je de rolletjes ook in het patroon van een ster op de grond kunt leggen. Of een cirkel. Of een poppetje van rolletjes maken. Goh, niet gek bedacht zeg meiden. Maar Jade is alweer een stap verder. Niet alle rolletjes hebben dezelfde diameter (soms koop je een huismerk, soms een duurder merk nietwaar). En het grappige is dat je de rollen dan in elkaar kunt schuiven. “Kijk papa, zo kun je een knikkerbaan maken!”. Voor ik het weet stapelt ze een paar rolletjes op elkaar en laat daar de in en aan elkaar geschoven rolletjes op steunen zodat een heuse knikkerbaan ontstaat. Enigszins jaloers volg ik haar voorbeeld en maak haar baan nog wat langer. Dat ik dat zelf niet bedacht had. Mara heeft ondertussen haar rollen weer verplaatst en roept plots enthousiast ‘he, dat is ook een letter’. Inderdaad vormen haar rolletjes samen een grote kletter J. En voor ik het weet beginnen de meiden ook de letters a, d en e te vormen. Zucht, ik kan die meiden echt niet bijbenen hoor. Ondertussen heeft Jade een rolletje aan m’n oor gezet en begint er luid in te toeteren. Leuk he papa. Ik geef me over. Ik hoef die meiden echt niets over creativiteit bij te brengen. Waar mijn fantasie al na 5 minuten is uitgeput lijken deze meiden de komende uur nog niet uitgeWCrold. Creativiteit is kinderspel.

Kerststress

.
Vroeger – lees: voor de kinderen er waren - hoorde ik mensen wel eens verzuchten dat december toch zo’n hectische maand was. Eerlijk gezegd wist ik nooit goed wat ze bedoelden; wat pakjes met Sinterklaas, en verder lekker eten met kerst en oliebollen knallen met Oud & Nieuw, dat was toch nog wel te overzien? Maar inmiddels weet ik beter. Ook wij werden dit jaar horendol naarmate de maand december vorderde. Dat een Sinterklaasfeest, inclusief intocht, tekeningen maken, schoentjes zetten, en de pakjesavond zelf zoveel impact zou hebben op de kinderen had ik echt niet vermoed. Al merkte ik tot m’n stomme verbazing dat ook ik wachtend aan de kade op de intocht van de goedheiligman met z’n harem aan pieten een spanning, euforie en blijdschap door m’n aderen voelde stromen die ik –waarschijnlijk sinds m’n kinderjaren- niet meer had gevoeld. Maar enfin, dat was Sinterklaas, maar toen was het dus pas begin december!
Vervolgens drong het kerstgeweld zich al aan ons op. Want Sinterklaas was de deur uit, we hadden goed en wel één keer ademgehaald of de kinderen scandeerden ineens “Kerstboom, kerstboom!” door het huis. Lichtjes, ballen, engeltjes, engelenhaar, en niet te vergeten een piek, alles moest van stal gehaald worden. En o ja, een stal zelf natuurlijk ook. Of niet? Het vreemde is dat we het gevoel hadden gewoon ergens in meegezogen te worden. De maalstroom van december. De macht van de traditie en commercie. En voor je het weet loop je ook je raam te beplakken met kerstmannetjes en engelen, CD’s met kerstliederen uit te zoeken bij de bibliotheek. Je hebt geen keuze, zo lijkt het. Al heb je die natuurlijk wel. Maar het is zo heerlijk om te zien dat de kinderen zo vol zijn van die feesten en meegaan in de magie. Een kerstboom is een feest, die lichtjes in het donker enorm fascinerend en engelen …
Dus we gaan er in mee. Ik gun ze zo graag die bijzondere ervaringen. En er is zoveel te doen. Zo is er de week voor kerst een bijzonder kerst-spel in de kinderboerderij – een must - dat gun je je kinderen natuurlijk van harte. Maar de volgende dag is er ook nog een kerstinzameling op de school van Jade –oude spullen die verscheept zullen worden naar een school in Afrika-. De dag daarop is er dan nog een etentje voor de kinderen ‘s avonds in hun klas (‘of de ouders even een tapas-achtige lekkernij willen klaarmaken’). De ochtend daarna een kerstviering van school in de kerk, vervolgens nog een kerstontbijt op de creche, werkelijk je holt van hot naar her, of moet ik zeggen van stal naar ster.
Maar wat ervaren de kinderen eigenlijk bij al die drukte? Doet het ze wat, heeft het echt betekenis voor hen? Of misschien is een betere vraag, welke betekenis geven wij hen hierin mee? De geboorte van Jezus en het feest van het licht zijn voor ons eerlijk gezegd nooit echt belangrijk geweest. De christelijke traditie, verhalen en rituelen doen ons hart niet wezenlijk sneller kloppen. En toch doet het me ook wat, en wil ik de kinderen hier iets in meegeven. Jade leert op school verschillende kerstliederen en zingt tot mijn verbazing tijdens de kerstmis die we bijwonen bij vele liederen grote stukken mee: “De herder loopt langs de stal, en vraagt zich af waar hij de ster vinden zal”. En zo nog vele regels meer, zonder probleem. Zelfs ‘Stille nacht, heigile nacht’ (verspreking van Jade), ‘Davids zoon, lang verwacht’ zingt ze met volle overgave en een glimmend koppie mee. Maar heeft ze enig benul wat ze zingt? Thuis leggen we de kinderen iets van het kerstverhaal uit, en aan de kersttafel bij opa en oma met de gehele familie zingen we Jezus toe voor het kerstmaal, wat me op luid commentaar van de overige familie-leden komt te staan. Dat is hier duidelijk geen traditie. Dus laten we de kerststress nu niet onnodig nog verder opvoeren. Nu gewoon lekker van het eten genieten. En met de dagen rond Oud en Nieuw maar eens peinzen hoe we het volgend jaar gaan aanpakken.

Scharrelkinderen

.
Gillend staat Jade op het grasveld, één beentje half opgetrokken tegen haar andere been, en haar armen in grote vertwijfeling en angst tegen haar borst gedrukt. “Ik durf niet meer, het is eng! Whaaaaah.” Haar gillen gaat door merg en been, en raakt me op een verwarrende manier. Ik voel haar angst en wil haar helpen, kalmeren, geruststellen. Maar ik voel ook hoe dit drama haar op een absurde manier in haar greep heeft waar er eigenlijk geen enkele aanleiding toe is. Het is een spook in haar hoofd, een zelfgecreëerd monster met een hele alledaagse naam: de naaktslak. Twee dagen gelden kwamen we hier aan in la Comme, het huis van opa Deen prachtig gelegen op een heuvel temidden van de velden en bossen van de Morvan. We hebben ons er enorm op verheugd, wetend welk plezier, genieten en geluk deze plek ons vorig jaar heeft gegeven.
Niet in de laatste plaats omdat het ons de kans geeft een hele maand ons stadse en drukke leven achter ons te laten, en ons wekenlang over te geven aan rust, eenvoud en stilte temidden van prachtige natuur. Direct na aankomst gingen dan ook al gelijk de kleren en schoenen uit en nodigde oma Jade en Mara uit voor een mooie wandeling door de tuin, langs het pad dat opa had gemaaid dwars door het veld vol wilde bloemen naast hun terras. De kinderen vonden het sensationeel en genoten van de bloemenpracht en de vlinders die steeds weer onverwacht opdoken vanuit de struiken. Tot oma hen op een naaktslak wees die op het pad kroop. “Pas op voor je voetjes hoor”. En vervolgens werd de meditatieve stilte bruusk doorbroken door het ijselijk gegil van twee hysterische meiden. En hoe oma ze ook probeerde te sussen en gerust te stellen, het gillen werd enkel harder en scheller. De meiden vielen panisch in onze armen en leken de eerste minuten totaal ontroostbaar. Wat zou er toch rondgaan in die koppies op dergelijke momenten? En hoe vervreemdend is het om die angst en behoefte aan troost te voelen in die kleine kinderlijfjes terwijl toch overduidelijk is dat er niets noemenswaard aan de hand is? Is hiermee hun natuurfobie definitief geboren? Nee, gelukkig, de weken erna lijken de meiden toch langzaam te wennen aan al het gekriebel en gekruip op de grond. Nog zijn ze niet verloren. Zoals een hele generatie kinderen verloren dreigt te gaan, aldus Thomas van Slobbe, een filosoof die Judith enige maanden geleden interviewde voor Onkruid. Hij houdt een pleidooi voor scharrelkinderen die veel contact hebben met de natuur, fietsen door de weilanden, spelen in de bosjes, en wegdromen onder de sterrenhemel. Natuur heeft volgens hem een helende kracht omdat er niet zo’n overdaad aan prikkels zijn, en helpt je bovendien om contact te maken met je leefomgeving en de wereld om je heen. Klinkt mooi he. En knaagt ook aan mijn schuldgevoel sinds we drie jaar geleden bij het zoeken naar een huis uiteindelijk toch voor een echte stadswoning kozen. Omringd door steen en beton. Al is gelukkig de Waal dichtbij en ontsnappen we zo de Ooijpolder in. Maar het blijft behelpen en dus zijn we maar wat blij dat we eens per jaar voor 4 weken kunnen genieten van een prachtig huis middenin de natuur en stilte in Frankrijk. En ben ik stiekem ook wel blij als Jade in de auto terug naar huis zegt het ook wel jammer te vinden weer naar huis te moeten omdat in Frankrijk zoveel mooie bloemen zijn en dieren wonen. Thuis aangekomen besluiten we ons de volgende dag daarom gelijk maar te trakteren op een dagje Ooijpolder en Bizonbaai. De Ooijpolder die voor ons de afgelopen jaren symbool is gaan staan voor rust, stilte en het vrije-genieten-gevoel. En ook de thuisbasis van Struin, de volledig op de natuur gerichte buitenschoolse opvang waar Jade sinds enkele maanden heengaat. “O, kijk pap, kijk wat een mooie vogels”, gilt Mara euforisch. Jazeker, en ook paarden, en ‘bizons’ en schapen en we zien zelfs een haas rennen door het veld. Tevreden gaan we naar huis en om de dag ook maar groen af te sluiten buurten we bij de buurvrouw om onze planten op te halen die ze deze vakantie verzorgd heeft. Jade en Mara helpen de potten terug naar onze tuin te dragen. Tot we ineens opschrikken door een oorverdovend gegil. Jade heeft iets glibberigs gevoeld in haar schoen…..

Nooit-goed-genoeg-papa

.
Inmiddels voor de vierde keer vanavond ontwaar ik Jade’s schaduw aan de bovenkant van het trappengat. Met alle geduld en begrip die ik op kan brengen loop ik naar haar toe en breng haar terug naar bed, me ondertussen verbijtend op de boosheid die door mijn lijf giert. “Wat is er Jade, waarom ben je nog wakker?”. Opnieuw komt er een warrig verhaal over lichtjes en vliegjes en geluiden en dromen over haar slaperige lippen wat ik inmiddels eigenlijk niet meer serieus kan nemen. Of wil nemen. “Ik zal de deur op een iets grotere kier zetten, en nog één keer kijken of er geen vliegjes achter het rolgordijn zitten, maar dan moet je toch echt gaan slapen Jade, ik kom nu niet meer naar boven.” Die laatste woorden zet ik kennelijk net wat te krachtig aan, want onmiddellijk begint ze weer te kermen en zwelt een jammerig huilen aan. Dit is voor mij echter de druppel. Met een stevig “welterusten Jade” neem ik afscheid en laat haar zachtjes huilend achter. Ik loop de trap af en baal. Wat heb ik vanavond een liefde, geduld en begrip gemobiliseerd om er voor haar te zijn nu het naar bed gaan kennelijk spanning oproept en het inslapen moeizaam gaat. En het voelde goed, ik nam steeds weer vredig afscheid van haar en genoot van haar lach en de liefde die ik tussen ons voelde stromen. Dat die avond dan toch zo moet eindigen nu. Omdat mijn geduld toch een einde kent. Ik het simpelweg niet meer op kon brengen.
Menselijk, al te menselijk. En toch knaagt het aan me. Ben ik zo streng voor mezelf? Moet ik zonodig die droompapa zijn, die perfecte wondervader die in alles moet voldoen aan een onmogelijk ideaalbeeld?

Zo heb ik mezelf nooit gezien, maar ik merk wel meer en meer hoe ik een enorme gevoeligheid heb voor hoe het anders zou kunnen en ik het mogelijk anders zou willen in het grootbrengen en opvoeden van onze twee prinsesjes. Speel ik wel genoeg met ze, bied ik ze wel genoeg uitdaging, prikkel ik hun fantasie wel genoeg, zouden we niet wat vaker brood moeten bakken, of taarten, of een eigen groentetuintje met hen moeten beginnen, kippen in de tuin, echte natuurwandelingen maken, vaker poppenkast spelen, kleien, verkleedpartijtjes, schminken, samen muziek maken, liedjes zingen? Zouden we niet af en toe met hen naar klassieke concerten moeten gaan? Of hen eens meenemen naar een kerkdienst? Samen met hen mediteren? Een toneelvoorstelling bezoeken? Het is echt een eindloze lijst van zaken die ik belangrijk vind en mijn kinderen gun in hun opvoeding. Prima natuurlijk. Mooi dat ik daar zo’n uitgesproken ideeën en idealen over heb. Maar ik kan daarin vervolgens natuurlijk alleen maar tekortschieten. Want hoe meer ik me er voor openstel hoe meer ik ontdek dat de wereld boordevol zinvolle leer-en ontwikkelkansen voor mijn kinderen zit. En er ook zoveel is waar ik zelf nog grote blinde vlekken heb.

Zo schijnt een bepaalde aanraking volgens de principes van de Shiatsu drukpunt massage enorm helend te werken als kinderen huilen en verdrietig zijn. Hadden we ons daar niet in moeten verdiepen? Ontspanningsmassages geven voor het slapengaan? Liefst met de juiste etherische olie die de diepe ontspanning bevordert. Ook schijnt ons gewone kraanwater enorm vervuild en ‘doods’ te zijn en zou je het moeten verlevendigen om zijn helende werking en vitaliteit terug te brengen. De granen in ons gewone dagelijkse brood schijnen bijzonder weinig echte voedingswaarde te hebben. Om nog maar te zwijgen over al die suiker die in werkelijk bijna alle producten zit verwerkt. Met wat voor troep voeden wij onze kinderen eigenlijk de hele dag? Er komt geen einde aan deze waslijst van ‘hoe het eigenlijk zou moeten of beter zou zijn’. Net als ik in dit peinzen bijna kopje onder ga hoor ik iets kraken. Zie ik daar toch weer de schaduw van Jade in het trappengat? Ik merk dat ik me er ineens op verheug. Om haar vervolgens met alle liefde en begrip en geduld opnieuw naar bed te kunnen brengen, omdat dat het enige is waar ik haar wel elke dag weer in eindeloze hoeveelheden mee kan voeden. En ik troost mezelf met de gedachte dat dat de allerbelangrijkste voedingsstof is voor een gezonde ontwikkeling. Maar geloof ik het echt? Is dat genoeg, goed genoeg voor mezelf?

Vind je er uit

.
Het is weer eens heel druk, maar ook beregezellig aan de eettafel. En van blijdschap vraag ik mijn beide meiden of ik hun hand mag vasthouden. “Ja hoor”, antwoorden ze opgewekt. “En mag ik hem dan ook altijd blijven vasthouden?”. “Ja hoor”, antwoorden ze even zo opgewekt. En ja, daar zitten we dan met onze handen vast. En we hebben het toetje nog niet helemaal op. Zij hebben beiden een lepel in de hand, maar als ze iets uit hun bakje proberen te scheppen schuift deze weg. “Hé papa, ik kan m’n toetje niet meer eten!”. Dit is leuk. Dit vraagt creativiteit. Kijken hoe die meiden zich hieruit redden. Ai, jammer, het is ze toch gelukt met één hand. “Maar hoe moet ik straks dan m’n tanden poetsen?”, probeer ik ze verder te verleiden in dit spel. “Wij helpen wel papa!”. “Ik doe de bovenkant”, roept de één. “Dan doe ik de onderkant, papa”. “En onze kleren aantrekken, en naar school fietsen, en boterhammen smeren…” ga ik verder. “Dat doen we allemaal samen papa”. Ze gieren van de pret. “Nou, trek mijn trui dan maar even uit, ik heb het warm”, moedig ik de jongste aan. “Huh, maar dat kan helemaal niet papa”. Briljant, wat heerlijk dit spel. Uitvinders worden niet geboren, die moet je kneden. Door je kinderen gewoon flink in de problemen te brengen en te kijken hoe ze zich daar uit redden. Jammer dat het bedtijd is en we onze uitvindersles moeten beëindigen. “Maar…euh..moeten we nu ook altijd in één bed slapen?”. “JAAAAAH!”