zondag 24 augustus 2008

Trots als een papapauw

.

We lopen door Domburg op weg naar het strand. Een kleine optocht met z’n viertjes. En vooral onze twee kleine prinsesjes trekken natuurlijk erg veel bekijks. Ze zien er ook aller beminnelijkst uit. Jade met haar stoere haarband in d’r haar, een flitsend rood shirt en een grappig blauw rokje eronder en twee blote beentjes die vrolijk op en af de stoeprand stappen. Op haar rug haar schildpadrugzakje met daarin haar onafscheidelijke knuffels Nijntje en Bambi. In haar rechterhand sleept ze een schep achter zich aan, in haar linkerhand haar Dora-emmertje met mini-harkje. Naast Jade loopt haar kleine zusje, nog kleiner en daardoor natuurlijk nog schattiger. Helblond koppie, met twee staartjes aan weerszijden. Ook zij draagt een mini-rokje, waaronder haar nijntje-sandaaltjes flinke, nog ietwat ongecoördineerde huppelstapjes zetten. Op haar rug ook een rugzak want ze wil natuurlijk niet onder doen voor haar zus. De rugzak is verder leeg, maar ach. Ook Mara zeult haar schep met zich mee, en het blad sleept over de stenen achter haar aan. En een bekijks dat die twee hebben!
Alle hoofden draaien in onze richting, vrouwen maken hun man attent op deze schattige verschijning en –ach het is zomer- sommigen gaan zowaar een praatje met onze prinsesjes aan. ‘Nha, isst sie nicht suss, die kleine, wie ein Engelchen, och du meine liebe, hallo schatzchen’. En er zijn natuurlijk ook medelanders hier; ‘Och, kijk nou toch, moet je die twee zien lopen daar, wat een schattig stel’. En papa hoort natuurlijk alles, maar loopt onverstoord verder, tovert hooguit een flauwe glimlach op z’n gezicht maar geniet de sterren van de hemel. Wie had dit ooit gedacht, dat ik nog eens zo over straat zou lopen, hoofd van een heus gezin, met inderdaad twee prachtdochters als mijn bloedeigen kroost.
Heimelijk heeft natuurlijk elke vader (en moeder) het liefst dat zijn eigen kinderen herkend worden als de meest lieve en schattige wezentjes op aarde. Zo verging het mij op de crèche waar ik straalde als een trotse pa toen Charissa en later Bas en Astrid vol lof waren over onze Jade en Mara. Jade was zo vrolijk en zong het liefst de hele dag alle liedjes die ze samen geoefend hadden. En Mara was toch o zo gezellig en sociaal en grappig in de groep. Ja ja, míjn Jade en Mara!
Hetzelfde verhaal als er bezoek is, of als ze gaan logeren bij opa en oma. ‘Wat een schatjes zijn die twee van jullie zeg’, als ze van een weekendje weg terug komen klinkt natuurlijk als muziek in de oren. Natuurlijk zijn opa en oma ook de grootste fans van ze, maar toch geloof ik wel dat ze eerlijk zijn, als ze zeggen dat wij toch echt heel erg boffen met die meiden van ons. En de vraag die dan als vanzelf bij je opkomt is natuurlijk of al die andere papa’s en mama’s nou hetzelfde zouden denken en voelen over hún kinderen? Of zouden die vanzelfsprekend ook wel zien dat Jade en Mara toch wel errug leuk zijn?

't Is vreemd hoe dat werkt, dat de kwaliteiten of het gedrag van je kinderen toch ook op jouzelf afstralen. Als ze een standje krijgen of zich misdragen of anderen tot last zijn gebeurt dat natuurlijk. Maar vooral ook als anderen van hen genieten of hen de hemel in prijzen. Alsof dat mijn verdienste zou zijn? Alsof íkzelf grappig of vertederend zou zijn? Alsof ik zelf die guitige staartjes zou dragen. En dan te bedenken dat we die staartjes een half uur geleden luid vloekend en onder woest protest in hun haar hebben gekregen. Ach wat maakt het ook uit. Kom meiden, we gaan nog een ijsje kopen en midden op het pleintje op het bankje zitten om eens goed te kunnen rondkijken. En bekeken te worden natuurlijk…

Zelluf doen

.

In theorie is het allemaal zo prachtig en kan ik er heel enthousiast over worden: geef kinderen vooral veel ruimte om hun eigen keuzes te maken! Luc Stevens, een orthopedagoog met wie ik enkele jaren samenwerkte en een van mijn grote inspiratoren zei het wat deftiger. ‘Ieder mens’, zo stelt hij ‘heeft drie basale motivationele basisbehoeften, namelijk relatie, competentie en autonomie’. In gewoon nederlands, ‘zie mij, geloof dat ik het kan, en laat het mij zelf doen’. Hallelujah, wat klinkt dat mooi he. Maar nu de praktijk.

Jade en Mara zíen lukt nog wel, al wordt mijn geduld meer dan eens op de proef gesteld als Mara met haar 53e tekening aan komt zetten, of Jade wil laten zien welke gekke yoga-beweging ze nu weer op het vloerkleed heeft bedacht. Competentie ofwel geloof in dat de kinderen het kunnen is iets dat Judith en mij een stuk makkelijker lijkt af te gaan. Zo hebben wij de traphekjes-fase gewoon overgeslagen. In het begin mochten ze gewoon niet bij de trap komen. Toen de nieuwsgierigheid groter werd hebben we eerst Jade en later Mara aan de hand op en af de trap geleid. En toen we het eenmaal vertrouwden konden ze hun eigen gang gaan, al bleven we wel op ‘veilige vang’-afstand omdat sokjes soms toch net te glad, of trapleuningen toch net te hoog konden blijken. Maar ‘je kunt het’ hoor je ons met grote regelmaat aanmoedigend tegen de kinderen zeggen. Zogauw de kinderen nu in de stad of op het strand een hoge, lange en uitdagende trap spotten rennen ze er enthousiast op af om ons te ‘showen’ hoe goed ze dat wel niet kunnen, dat traplopen.
Maar het meest worden we op de proef gesteld nu Mara in haar ‘zelluf doen’-fase is beland. En we ons echt niet meer kunnen herinneren dat we het met Jade destijds ook zo zwaar hebben gehad. We horen het Mara zoveel zeggen dat de woorden ‘zelluf doen’ inmiddels alle rode knoppen in ons activeren en we voorbereid zijn op een zoveelste aanvaring en daaropvolgend drama. Want ‘nee, dat kan jij helemáál niet zelf’, zo gaat het door ons hoofd als ze probeert haar schoenen aan te trekken (en wij natuurlijk ook nog haast hebben om naar het strand te gaan!). Of ‘ja, dat kan je misschien wel zelf, maar dat willen wij niet hebben’ als ze hagelslag op haar boterham wil strooien en wij ons nog maar al te goed de ravage van de vorige keer herinneren. Moeten we gewoon wat meer geduld hebben en het Mara gunnen als ze graag met haar eigen driewieler aan de hand terug wil lopen terwijl wij weten dat het dan drie kwartier gaat duren? Moeten we maar op de koop toe nemen dat haar hele gezicht en gloednieuwe jurkje straks onder de bosbessenjam zit als ze zo graag jam op haar boterham wil (en die natuurlijk ook nog zelf wil oppeuzelen)?
Natuurlijk willen we het onze kinderen naar de zin maken, en hen alle kansen geven om zich te ontwikkelen en uitdagingen aan te gaan. Maar als Jade het grote klimrek ontdekt wil Mara natuurlijk ook. Dit klemrek heeft geen trapje, maar zo’n moderne klimmuur waarlangs de kinderen omhoog kunnen klauteren. Ik help Mara om langs de steunpunten omhoog te klimmen, maar ze zet zich vervolgens met alle geweld van haar beentjes van de klimwand af, want, ja hoor, ‘zelluf doen’. Dus zet ik haar weer op de grond en zie hoe ze haar eerste beentje naar de gladde en veel te hoge steun tilt. ‘Zal ik je handje vasthouden Mara?’. ‘NEE, zelluf doen!’. ‘Maar dat kan niet Mara’. En hup daar ligt ze weer krijsend, dreinend en schoppend op de grond.
Misschien is de belangrijkste les hier nog wel het leren omgaan met frustratie. Voor Mara zelf die alles zelluf wil doen en daarin zal ontdekken dat niet alles wat ze wil ook kan. Maar zeker ook voor ons in het leren uithouden met een kind dat met grote regelmaat al haar frustraties er ongegeneerd uit zal blijven gooien. En als Mara iets wel zelluf kan haar ook die kans te geven, al vraagt dat van ons geduld en frustratie omdat tandenpoetsen of trappen lopen of een strikje in het haar nou eenmaal langer duurt als de kinderen het zelluf willen doen.
Maar wie ruimt straks de gemorste tandpasta of hagelslag op….